Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- toegevoegd:
-
toevoegen:
- incluir; añadir; agregar; contar; contar también; completar; sumar; suplir el déficit; adjuntar; ampliar; alzar; acompañar; acceder; envolver; encerrar; abarcar; dominar; cubrir; encapsular; contener; abrazar; limitar; aislar; restringir; acorralar; englobar; copar; comprimir; contornear; insertar; apostar; anexar
- incorporar; añadir
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for toegevoegd from Dutch to Spanish
toegevoegd:
-
toegevoegd (extra)
Translation Matrix for toegevoegd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
extra | toegift | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
adicional | extra; toegevoegd | bij het hoofdfeit komende; bijkomend |
extra | extra; toegevoegd | |
extraordinario | extra; toegevoegd | apart; barbaars; beestachtig; bijzonder; bizar; bruut; buitengemeen; buitengewoon; buitenissig; buitensporig; curieus; eigenaardig; enig; enig in zijn soort; excentriek; excessief; extreem; fenomenaal; heel erg; hogelijk; hoogst; inhumaan; legendarisch; merkwaardig; miraculeus; monsterlijk; niet gewend; ongemeen; ongewoon; onmenselijk; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; opzienbarend; raar; schaars; ten zeerste; typisch; uitermate; uiterst; uitzonderlijk; uitzonderlijke; uniek; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; vreemd; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk; wreed; zeer; zeerste; zelden; zeldzaam; zonderling |
Related Words for "toegevoegd":
Wiktionary Translations for toegevoegd:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toegevoegd | → auxiliar; accesorio | ↔ accessory — having a supplementary function |
toevoegen:
-
toevoegen (erbij optellen; erbij tellen)
incluir; añadir; agregar; contar; contar también-
incluir verb
-
añadir verb
-
agregar verb
-
contar verb
-
contar también verb
-
-
toevoegen (completeren; aanvullen; voltallig maken)
añadir; completar; agregar; sumar; suplir el déficit-
añadir verb
-
completar verb
-
agregar verb
-
sumar verb
-
suplir el déficit verb
-
-
toevoegen (bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen)
-
toevoegen (bijsluiten; bijvoegen; insluiten)
-
toevoegen (erbij doen; voegen)
-
toevoegen
-
toevoegen
-
toevoegen (bijvoegen)
Conjugations for toevoegen:
o.t.t.
- voeg toe
- voegt toe
- voegt toe
- voegen toe
- voegen toe
- voegen toe
o.v.t.
- voegde toe
- voegde toe
- voegde toe
- voegden toe
- voegden toe
- voegden toe
v.t.t.
- heb toegevoegd
- hebt toegevoegd
- heeft toegevoegd
- hebben toegevoegd
- hebben toegevoegd
- hebben toegevoegd
v.v.t.
- had toegevoegd
- had toegevoegd
- had toegevoegd
- hadden toegevoegd
- hadden toegevoegd
- hadden toegevoegd
o.t.t.t.
- zal toevoegen
- zult toevoegen
- zal toevoegen
- zullen toevoegen
- zullen toevoegen
- zullen toevoegen
o.v.t.t.
- zou toevoegen
- zou toevoegen
- zou toevoegen
- zouden toevoegen
- zouden toevoegen
- zouden toevoegen
en verder
- ben toegevoegd
- bent toegevoegd
- is toegevoegd
- zijn toegevoegd
- zijn toegevoegd
- zijn toegevoegd
diversen
- voeg toe!
- voegt toe!
- toegevoegd
- toevoegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
toevoegen (bijvoegen)
Translation Matrix for toevoegen:
Antonyms for "toevoegen":
Related Definitions for "toevoegen":
Wiktionary Translations for toevoegen:
toevoegen
Cross Translation:
verb
-
tot vermeerdering bijvoegen
- toevoegen → añadir; incorporar; agregar; adicionar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toevoegen | → añadir | ↔ add — to make an addition |
• toevoegen | → agregar; añadir; adjuntar | ↔ append — To add, as an accessory |
• toevoegen | → añadir; adicionar | ↔ hinzufügen — mit Dativ: einen Zusatz zu etwas geben |
• toevoegen | → adjuntar; agregar; añadir | ↔ adjoindre — À trier |
• toevoegen | → añadir | ↔ ajouter — mettre en plus. |
• toevoegen | → juntar; ayuntar; reunirse | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |
External Machine Translations: