Dutch
Detailed Translations for figureren from Dutch to Spanish
figureren:
-
figureren
figurar; acabar; actuar; hacer teatro; participar en el juego; poner en escena-
figurar verb
-
acabar verb
-
actuar verb
-
hacer teatro verb
-
poner en escena verb
-
Conjugations for figureren:
o.t.t.
- figureer
- figureert
- figureert
- figureren
- figureren
- figureren
o.v.t.
- figureerde
- figureerde
- figureerde
- figureerden
- figureerden
- figureerden
v.t.t.
- heb gefigureerd
- hebt gefigureerd
- heeft gefigureerd
- hebben gefigureerd
- hebben gefigureerd
- hebben gefigureerd
v.v.t.
- had gefigureerd
- had gefigureerd
- had gefigureerd
- hadden gefigureerd
- hadden gefigureerd
- hadden gefigureerd
o.t.t.t.
- zal figureren
- zult figureren
- zal figureren
- zullen figureren
- zullen figureren
- zullen figureren
o.v.t.t.
- zou figureren
- zou figureren
- zou figureren
- zouden figureren
- zouden figureren
- zouden figureren
diversen
- figureer!
- figureert!
- gefigureerd
- figurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for figureren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acabar | afmaken; afwerken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
acabar | figureren | afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; belanden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; geraken; klaarkrijgen; klaarmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; stoppen; ten einde lopen; terechtkomen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; verzeilen; volbrengen; volmaken; voltooien |
actuar | figureren | acteren; doen; doen alsof; dramatiseren; een prestatie leveren; fungeren; handelen; optreden; optreden als; performen; presteren; spelen; toneelspelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; zich aanstellen |
figurar | figureren | |
hacer teatro | figureren | acteren; doen alsof; dramatiseren; komedie spelen; spelen; toneelspelen; zich aanstellen |
participar en el juego | figureren | meedoen; meespelen |
poner en escena | figureren | acteren; ensceneren; in scene zetten; toneelspelen |