Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. voortrekken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voortrekken from Dutch to Spanish

voortrekken:

voortrekken verb (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)

  1. voortrekken (iemand begunstigen; voorschuiven)
  2. voortrekken (bevoordelen; begunstigen; voorschuiven)

Conjugations for voortrekken:

o.t.t.
  1. trek voor
  2. trekt voor
  3. trekt voor
  4. trekken voor
  5. trekken voor
  6. trekken voor
o.v.t.
  1. trok voor
  2. trok voor
  3. trok voor
  4. trokken voor
  5. trokken voor
  6. trokken voor
v.t.t.
  1. heb voorgetrokken
  2. hebt voorgetrokken
  3. heeft voorgetrokken
  4. hebben voorgetrokken
  5. hebben voorgetrokken
  6. hebben voorgetrokken
v.v.t.
  1. had voorgetrokken
  2. had voorgetrokken
  3. had voorgetrokken
  4. hadden voorgetrokken
  5. hadden voorgetrokken
  6. hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal voortrekken
  2. zult voortrekken
  3. zal voortrekken
  4. zullen voortrekken
  5. zullen voortrekken
  6. zullen voortrekken
o.v.t.t.
  1. zou voortrekken
  2. zou voortrekken
  3. zou voortrekken
  4. zouden voortrekken
  5. zouden voortrekken
  6. zouden voortrekken
diversen
  1. trek voor!
  2. trekt voor!
  3. voorgetrokken
  4. voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voortrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aparentar iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
desplazar hacia delante iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken duwen; opschuiven; voorschuiven; vooruitschuiven
favorecer begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken bevoorrechten; doneren; geven; schenken; staan; voorrechten toekennen
fingir iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken acteren; beweren; doen voorkomen; fingeren; huichelen; komedie spelen; pretenderen; simuleren; stellen; toneelspelen; veinzen; verklaren; voorgeven; voorwenden; zich aanstellen
hacer deslizar el parabrisas iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken
pretextar iemand begunstigen; voorschuiven; voortrekken beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
privilegiar begunstigen; bevoordelen; voorschuiven; voortrekken bevoorrechten; doneren; geven; schenken; voorrechten toekennen
- bevoordelen; matsen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fingir doende

Synonyms for "voortrekken":


Related Definitions for "voortrekken":

  1. iemand meer geven dan de anderen1
    • mijn moeder heeft ons zusje altijd voorgetrokken1

Wiktionary Translations for voortrekken:


Cross Translation:
FromToVia
voortrekken preferir aimer mieuxpréférer, aimer une chose par préférence à une autre.
voortrekken preferir préférer — Mettre au-dessus, aimer mieux, se déterminer en faveur d’une personne, d’une chose plutôt que d’une autre.

External Machine Translations: