Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- aanpak:
- aanpakken:
-
Wiktionary:
- aanpak → planteamiento, enfoque, procedimiento, manera de proceder
- aanpakken → coger, asir, tomar, perseguir
- aanpakken → afrontar, abordar, emprender, comenzar, salir al paso
Dutch
Detailed Translations for aanpak from Dutch to Spanish
aanpak:
-
de aanpak (werkwijze; methode; arbeidsmethodiek; werkmethode)
-
de aanpak (procédé; methode)
Translation Matrix for aanpak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
método | aanpak; methode; procédé | gedragslijn; handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze |
procedimiento | aanpak; arbeidsmethodiek; methode; procédé; werkmethode; werkwijze | ageren; geding; gedragslijn; handelen; procedure; proces; procesvoering; rechtsgeding; rechtszaak |
Wiktionary Translations for aanpak:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanpak | → planteamiento; enfoque | ↔ approach — a manner in which a problem is solved or policy is made |
• aanpak | → procedimiento; manera de proceder | ↔ Vorgehen — eine definierte Art und Weise zu handeln |
aanpak form of aanpakken:
-
aanpakken (aanvatten)
-
aanpakken (onderhanden nemen)
-
aanpakken (toetasten; toegrijpen; zich bedienen; grijpen; ingrijpen)
-
aanpakken (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; vastgrijpen; beetnemen; beetpakken; vatten; vastnemen)
-
aanpakken (doortastend zijn; spijkers met koppen slaan)
ser decidido-
ser decidido verb
-
Conjugations for aanpakken:
o.t.t.
- pak aan
- pakt aan
- pakt aan
- pakken aan
- pakken aan
- pakken aan
o.v.t.
- pakte aan
- pakte aan
- pakte aan
- pakten aan
- pakten aan
- pakten aan
v.t.t.
- heb aangepakt
- hebt aangepakt
- heeft aangepakt
- hebben aangepakt
- hebben aangepakt
- hebben aangepakt
v.v.t.
- had aangepakt
- had aangepakt
- had aangepakt
- hadden aangepakt
- hadden aangepakt
- hadden aangepakt
o.t.t.t.
- zal aanpakken
- zult aanpakken
- zal aanpakken
- zullen aanpakken
- zullen aanpakken
- zullen aanpakken
o.v.t.t.
- zou aanpakken
- zou aanpakken
- zou aanpakken
- zouden aanpakken
- zouden aanpakken
- zouden aanpakken
diversen
- pak aan!
- pakt aan!
- aangepakt
- aanpakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanpakken (beetpakken; aangrijpen; aanklampen; aanvatten)