Interglot - kans: Dutch and Spanish Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

kans:
- posibilidad; oportunidad; ocasión; probabilidad; apuesta; empresa arriesgada; aventura; perspectiva
kan:
- cántaro; jarro
Wiktionary:
- kans → probabilidad, posibilidad, oportunidad, ganga, provecho inesperado
- kans → oportunidad, posibilidad, probabilidad, fortuna
- kan → lata, jarra, bidón, pote, vaso, vasija, recipiente, olla

Dutch

Detailed Translations for kans from Dutch to Spanish

kans:

kans [de ~] nomen, plural

de kans (mogelijkheid; gelegenheid)
la posibilidad; la oportunidad; la ocasión; la probabilidad
- posibilidad [la ~] nomen
- oportunidad [la ~] nomen
- ocasión [la ~] nomen
- probabilidad [la ~] nomen
de kans (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; gok)
la apuesta; la empresa arriesgada; la aventura
- apuesta [la ~] nomen
- empresa arriesgada [la ~] nomen
- aventura [la ~] nomen
de kans (vooruitzicht; toekomst; perspectief)
la perspectiva
- perspectiva [la ~] nomen
de kans (verkoopkans)
la oportunidad
- oportunidad [la ~] nomen

Translation Matrix for kans:

Noun	Related Translations	Other Translations
apuesta	gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk	doel; doeleinde; geld inzetten; gokken; in zingen uitbarsten; inzet; inzetten; lied aanheffen; lied inzetten; streven; weddenschap
aventura	gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk	ambacht; avonturen; avontuur; escapade; lotgeval; lotgevallen; métier; stiel; uitstapje; vak; weddenschap
empresa arriesgada	gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk
ocasión	gelegenheid; kans; mogelijkheid	occasion; tweedehandskoop
oportunidad	gelegenheid; kans; mogelijkheid; verkoopkans	openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid
perspectiva	kans; perspectief; toekomst; vooruitzicht	afwachting; beschouwing; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; hoop; invalshoek; inzicht; kijk; oogpunt; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vergezicht; verwachting; visie; vue; zicht; zienswijs
posibilidad	gelegenheid; kans; mogelijkheid
probabilidad	gelegenheid; kans; mogelijkheid	aannemelijkheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid

Related Words for "kans":

kansen, kan

Synonyms for "kans":

Related Definitions for "kans":

het proberen van iets terwijl je weet dat het misschien mislukt¹
- waag eens een kans! koop een lot!¹
iets dat mogelijk of waarschijnlijk is¹
- ik krijg geen kans om vooraan te lopen¹

Wiktionary Translations for kans:

kans

noun

de mogelijkheid dat er iets gaat gebeuren
- kans → probabilidad; posibilidad
een mooie gelegenheid
- kans → probabilidad; posibilidad; oportunidad; ganga; provecho inesperado

Cross Translation:

From	To	Via
• kans	→ oportunidad; posibilidad	↔ chance — an opportunity or possibility
• kans	→ probabilidad	↔ chance — probability of something happening
• kans	→ fortuna	↔ fortune — a chance
• kans	→ oportunidad	↔ opportunity — chance for advancement, progress or profit

kan:

kan [de ~ (m)] nomen

de kan (schenkkan)
el cántaro; el jarro
- cántaro [el ~] nomen
- jarro [el ~] nomen

Translation Matrix for kan:

Noun	Related Translations	Other Translations
cántaro	kan; schenkkan	kruikje
jarro	kan; schenkkan	karaf; kruik; kruikje; lampetkan; lampetkom; stopfles

Related Words for "kan":

kannen, kanen, kans, kantje, kantjes

Wiktionary Translations for kan:

Cross Translation:

From	To	Via
• kan	→ lata	↔ can — a more or less cylindrical vessel for liquids
• kan	→ jarra	↔ jug — serving vessel
• kan	→ jarra	↔ jug — amount a jug can hold
• kan	→ bidón	↔ Kanister — verschließbarer Behälter, meist aus Blech, Plastik, der zum Transport und Aufbewahren von Flüssigkeiten (Wasser, Öl, Treibstoff) benutzt wird
• kan	→ pote; vaso; vasija; recipiente; olla	↔ pot — vase de terre ou de métal servant à divers usages.

External Machine Translations:

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Dutch and Spanish Search Results for: kans

Detailed Translations for kans from Dutch to Spanish

kans:

kans [de ~] nomen, plural

de kans (mogelijkheid; gelegenheid)

de kans (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; gok)

de kans (vooruitzicht; toekomst; perspectief)

de kans (verkoopkans)

Translation Matrix for kans:

Related Words for "kans":

Synonyms for "kans":

Related Definitions for "kans":

Wiktionary Translations for kans:

kan:

kan [de ~ (m)] nomen

de kan (schenkkan)

Translation Matrix for kan:

Related Words for "kan":

Wiktionary Translations for kan: