Dutch
Detailed Translations for nuttigen from Dutch to Spanish
nuttigen:
-
nuttigen (verorberen; consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; naar binnen werken; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten; schrokken)
-
nuttigen (eten; consumeren; gebruiken; opeten; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen)
-
nuttigen (verschalken)
Conjugations for nuttigen:
o.t.t.
- nuttig
- nuttigt
- nuttigt
- nuttigen
- nuttigen
- nuttigen
o.v.t.
- nuttigde
- nuttigde
- nuttigde
- nuttigden
- nuttigden
- nuttigden
v.t.t.
- heb genuttigd
- hebt genuttigd
- heeft genuttigd
- hebben genuttigd
- hebben genuttigd
- hebben genuttigd
v.v.t.
- had genuttigd
- had genuttigd
- had genuttigd
- hadden genuttigd
- hadden genuttigd
- hadden genuttigd
o.t.t.t.
- zal nuttigen
- zult nuttigen
- zal nuttigen
- zullen nuttigen
- zullen nuttigen
- zullen nuttigen
o.v.t.t.
- zou nuttigen
- zou nuttigen
- zou nuttigen
- zouden nuttigen
- zouden nuttigen
- zouden nuttigen
en verder
- is genuuttigd
- zijn genuttigd
diversen
- nuttig!
- nuttigt!
- genuttigd
- nuttigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nuttigen:
External Machine Translations: