Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. heerschap:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heerschap from Dutch to Spanish

heerschap:

heerschap [het ~] nomen

  1. het heerschap (sujet; vent)
    el caballero; el señor; el chico; el hombre; el soberano

Translation Matrix for heerschap:

NounRelated TranslationsOther Translations
caballero heerschap; sujet; vent functionaris; gast; gozer; heer; heerser; jonker; jonkheer; kerel; knakker; knul; landjonker; machthebber; man; officier; paardrijder; ridder; rijder; ruiter; soeverein; stafmedewerker; vent
chico heerschap; sujet; vent baasje; dreumes; gast; gozer; hummel; jochie; jongen; jongetje; kerel; kind; klein jongetje; klein kereltje; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; knakker; knul; man; mannetje; mannetjesdier; peuter; rakker; uk; vent; worm; wurm
hombre heerschap; sujet; vent gast; goser; gozer; heer; heerser; iemand; individu; kerel; knakker; knul; machthebber; man; manspersoon; mens; mensenkind; persoon; soeverein; sterveling; vent; wezen
señor heerschap; sujet; vent gast; gozer; heer; heerser; kerel; knakker; knul; landjonker; machthebber; man; meneer; mijnheer; soeverein; vent
soberano heerschap; sujet; vent alleenheerser; autoriteiten; gezag; gezaghebbers; gouverneur; heer; heerser; jonker; jonkheer; koning; landjonker; landvoogd; machthebber; monarch; overheerser; overweldiger; regent; rijksbestuurder; soeverein; stadhouder; vorst
ModifierRelated TranslationsOther Translations
chico klein; ondermaats; van geringe afmeting
soberano aanzienlijk; aristocratisch; deftig; gedistingeerd; koninklijk; royaal; soeverein; vooraanstaand; voornaam; vorstelijk

Related Words for "heerschap":

  • heerschappen

Wiktionary Translations for heerschap:

heerschap
noun
  1. de waardigheid van heer
  2. 3
  3. (pejoratief) mannelijk persoon

Cross Translation:
FromToVia
heerschap hegemonía hegemony — domination, influence, or authority over another
heerschap reinado reign — The exercise of sovereign power