Dutch
Detailed Translations for meubileren from Dutch to Spanish
meubileren:
-
meubileren (inrichten)
Conjugations for meubileren:
o.t.t.
- meubileer
- meubileert
- meubileert
- meubileren
- meubileren
- meubileren
o.v.t.
- meubileerde
- meubileerde
- meubileerde
- meubileerden
- meubileerden
- meubileerden
v.t.t.
- heb gemeubileerd
- hebt gemeubileerd
- heeft gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
- hebben gemeubileerd
v.v.t.
- had gemeubileerd
- had gemeubileerd
- had gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
- hadden gemeubileerd
o.t.t.t.
- zal meubileren
- zult meubileren
- zal meubileren
- zullen meubileren
- zullen meubileren
- zullen meubileren
o.v.t.t.
- zou meubileren
- zou meubileren
- zou meubileren
- zouden meubileren
- zouden meubileren
- zouden meubileren
diversen
- meubileer!
- meubileert!
- gemeubileerd
- meubilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meubileren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arreglar | afhandelen; ordenen; schikken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
amueblar | inrichten; meubileren | |
arreglar | inrichten; meubileren | aanzuiveren; afdoen; afspreken; arrangeren; bedisselen; bereiden; betalen; bijleggen; brouwen; fatsoeneren; fiksen; gereedmaken; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; iets toebereiden; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaarmaken; klaren; klusje opknappen; klussen; maken; nabetalen; opknappen; prepareren; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen |
decorar y amueblar | inrichten; meubileren |
Wiktionary Translations for meubileren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meubileren | → amueblar; amoblar | ↔ furnish — to provide with furniture |