Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opdringen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opdringen from Dutch to Spanish

opdringen:

opdringen verb (dring op, dringt op, drong op, drongen op, opgedrongen)

  1. opdringen

Conjugations for opdringen:

o.t.t.
  1. dring op
  2. dringt op
  3. dringt op
  4. dringen op
  5. dringen op
  6. dringen op
o.v.t.
  1. drong op
  2. drong op
  3. drong op
  4. drongen op
  5. drongen op
  6. drongen op
v.t.t.
  1. heb opgedrongen
  2. hebt opgedrongen
  3. heeft opgedrongen
  4. hebben opgedrongen
  5. hebben opgedrongen
  6. hebben opgedrongen
v.v.t.
  1. had opgedrongen
  2. had opgedrongen
  3. had opgedrongen
  4. hadden opgedrongen
  5. hadden opgedrongen
  6. hadden opgedrongen
o.t.t.t.
  1. zal opdringen
  2. zult opdringen
  3. zal opdringen
  4. zullen opdringen
  5. zullen opdringen
  6. zullen opdringen
o.v.t.t.
  1. zou opdringen
  2. zou opdringen
  3. zou opdringen
  4. zouden opdringen
  5. zouden opdringen
  6. zouden opdringen
en verder
  1. ben opgedrongen
  2. bent opgedrongen
  3. is opgedrongen
  4. zijn opgedrongen
  5. zijn opgedrongen
  6. zijn opgedrongen
diversen
  1. dring op!
  2. dringt op!
  3. opgedrongen
  4. opdringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opdringen [znw.] nomen

  1. opdringen (forceren)
    la obligación; la imposición

Translation Matrix for opdringen:

NounRelated TranslationsOther Translations
imposición forceren; opdringen belasting; belegging; bepalen; beschikken; geldbelegging; heffing; inlay; inleg; inlegging; inlegsel; investering; kosten; leges; oplegging; overheidsbelasting; storting; verordenen; voorschrijven
obligación forceren; opdringen belofte; gelofte; obligatie; plicht; schuldbrief; toezegging; verbintenis; verplichting
VerbRelated TranslationsOther Translations
imponer opdringen aandringen; aangeven; aanhouden; casseren; declareren; doordrukken; doorduwen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; eerbied inboezemen; geweld gebruiken; inleggen; invoegen; op iets aandringen; tussenleggen; verplichten
imponerse opdringen aandringen; aanhouden; blaken; iemand eronder krijgen; op iets aandringen; sterk aanwezig zijn
insistir opdringen aandringen; aanhouden; op iets aandringen
instar opdringen aandringen; aanhouden; op iets aandringen

Wiktionary Translations for opdringen:

opdringen
verb
  1. intr|nld dringend zich in een bepaalde richting begeven

Cross Translation:
FromToVia
opdringen endilgar foist — force another to accept
opdringen imponer imposer — Traductions à trier suivant le sens