Dutch
Detailed Translations for toestemming geven from Dutch to Spanish
toestemming geven:
toestemming geven verb (geef toestemming, geeft toestemming, gaf toestemming, gaven toestemming, toestemming gegeven)
-
toestemming geven
Conjugations for toestemming geven:
o.t.t.
- geef toestemming
- geeft toestemming
- geeft toestemming
- geven toestemming
- geven toestemming
- geven toestemming
o.v.t.
- gaf toestemming
- gaf toestemming
- gaf toestemming
- gaven toestemming
- gaven toestemming
- gaven toestemming
v.t.t.
- heb toestemming gegeven
- hebt toestemming gegeven
- heeft toestemming gegeven
- hebben toestemming gegeven
- hebben toestemming gegeven
- hebben toestemming gegeven
v.v.t.
- had toestemming gegeven
- had toestemming gegeven
- had toestemming gegeven
- hadden toestemming gegeven
- hadden toestemming gegeven
- hadden toestemming gegeven
o.t.t.t.
- zal toestemming geven
- zult toestemming geven
- zal toestemming geven
- zullen toestemming geven
- zullen toestemming geven
- zullen toestemming geven
o.v.t.t.
- zou toestemming geven
- zou toestemming geven
- zou toestemming geven
- zouden toestemming geven
- zouden toestemming geven
- zouden toestemming geven
en verder
- ben toestemming gegeven
- bent toestemming gegeven
- is toestemming gegeven
- zijn toestemming gegeven
- zijn toestemming gegeven
- zijn toestemming gegeven
diversen
- geef toestemming!
- geeft toestemming!
- toestemming gegeven
- toestemming gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toestemming geven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
autorizar | toestemming geven | akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; machtigen; permitteren; ratificeren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen |
Wiktionary Translations for toestemming geven:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toestemming geven | → autorizar; aprobar | ↔ billigen — (transitiv) etwas genehmigen |
• toestemming geven | → aprobar | ↔ billigen — (transitiv) etwas befürworten, begrüßen, gutheißen |