Dutch
Detailed Translations for drukte from Dutch to Spanish
drukte:
-
de drukte (toeloop; toevloed; gedrang)
el jaleo; la agitación; el hormiguero; el ajetreo; el barullo; el alboroto; la animación; la aglomeración; la concurrencia; la apreturas -
de drukte (grote menigte; veel mensen; toeloop)
-
de drukte (krakeel; heisa)
-
de drukte (kouwe drukte)
-
de drukte (kouwe drukte; ophef; rumoer)
-
de drukte (gedoe; omhaal)
-
de drukte (teveel aan bezigheden)
-
de drukte (tumult; pandemonium; opschudding; heksenketel; beroering; leven; lawaai; rumoer; geraas; heibel)
-
de drukte (levendigheid; vrolijkheid; opgewektheid)
Translation Matrix for drukte:
drukken:
Conjugations for drukken:
o.t.t.
- druk
- drukt
- drukt
- drukken
- drukken
- drukken
o.v.t.
- drukte
- drukte
- drukte
- drukten
- drukten
- drukten
v.t.t.
- heb gedrukt
- hebt gedrukt
- heeft gedrukt
- hebben gedrukt
- hebben gedrukt
- hebben gedrukt
v.v.t.
- had gedrukt
- had gedrukt
- had gedrukt
- hadden gedrukt
- hadden gedrukt
- hadden gedrukt
o.t.t.t.
- zal drukken
- zult drukken
- zal drukken
- zullen drukken
- zullen drukken
- zullen drukken
o.v.t.t.
- zou drukken
- zou drukken
- zou drukken
- zouden drukken
- zouden drukken
- zouden drukken
diversen
- druk!
- drukt!
- gedrukt
- drukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het drukken (afdrukken)
Translation Matrix for drukken:
Related Words for "drukken":
Synonyms for "drukken":
Related Definitions for "drukken":
Wiktionary Translations for drukken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• drukken | → prensar; presionar; oprimir | ↔ press — to apply pressure |
• drukken | → imprimir | ↔ print — to copy something on a surface, especially by machine |
• drukken | → exprimir; apretar | ↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once |
• drukken | → imprimir; estampar | ↔ imprimer — faire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure. |
• drukken | → urgir; apremiar; apretar; presionar; insistir; acelerar; activar; adelantar; apresurar | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |
• drukken | → apretar | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |