Dutch
Detailed Translations for meemaken from Dutch to Spanish
meemaken:
-
meemaken
Conjugations for meemaken:
o.t.t.
- maak mee
- maakt mee
- maakt mee
- maken mee
- maken mee
- maken mee
o.v.t.
- maakte mee
- maakte mee
- maakte mee
- maakten mee
- maakten mee
- maakten mee
v.t.t.
- heb meegemaakt
- hebt meegemaakt
- heeft meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
- hebben meegemaakt
v.v.t.
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- had meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
- hadden meegemaakt
o.t.t.t.
- zal meemaken
- zult meemaken
- zal meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
- zullen meemaken
o.v.t.t.
- zou meemaken
- zou meemaken
- zou meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
- zouden meemaken
diversen
- maak mee!
- maakt mee!
- meegemaakt
- meemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meemaken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
experimentar | meemaken | aanschouwen; bekijken; beleven; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; inleven; invoelen; kijken; meeleven; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; staren; turen; verdragen; verduren; verteren; voelen; zien |
experimentar como testigo | meemaken | |
- | beleven |
Synonyms for "meemaken":
Related Definitions for "meemaken":
Wiktionary Translations for meemaken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meemaken | → vivir; experimentar | ↔ experience — to observe or undergo |