Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. eigenaar:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eigenaar from Dutch to Spanish

eigenaar:

eigenaar [de ~ (m)] nomen

  1. de eigenaar (houder; bezitter; drager)
    el propietario; el poseedor
  2. de eigenaar
    el propietario

Translation Matrix for eigenaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
poseedor bezitter; drager; eigenaar; houder
propietario bezitter; drager; eigenaar; houder conciërge; grondbezitter; grondeigenaar; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; landbezitter; landeigenaar; landheer; portier

Related Words for "eigenaar":

  • eigenaren, eigenaars

Wiktionary Translations for eigenaar:

eigenaar
noun
  1. iemand wiens bezit iets is

Cross Translation:
FromToVia
eigenaar propietario BesitzerRecht: die Person / Personen, die die tatsächliche Herrschaft über eine Sache ausüben
eigenaar propietario; dueño; poseedor owner — one who owns
eigenaar propietario proprietor — owner
eigenaar dueño propriétaire — Celui, celle à qui une chose appartenir en propriété.

Related Translations for eigenaar