Summary


Dutch

Detailed Translations for schraag from Dutch to Spanish

schraag:

schraag [de ~] nomen

  1. de schraag (schoor)
    el socorro; la ayuda; el apoyo; el respaldo; el soporte; el caballete; el puntal

Translation Matrix for schraag:

NounRelated TranslationsOther Translations
apoyo schoor; schraag assistentie; bediening; bijstand; borstwering; dienstbetoon; handreiking; houvast; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; leniging; medewerking; ondersteuning; ruggensteun; service; sociale bijstand; steun; steunpilaar; steuntje; support; toeverlaat; uitserveren; werkeloosheidsuitkering
ayuda schoor; schraag assistent; assistentie; bediening; bijstand; dienst; dienstbetoon; dienstverlening; handreiking; helper; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulpjes; hulpverlening; kerkviering; knecht; leniging; loopjongens; maatschappelijke hulpverlening; medewerking; mis; ondersteuning; poetsvrouw; schoonmaakster; secondant; service; sociale bijstand; steun; support; uitserveren; werkeloosheidsuitkering; werkster
caballete schoor; schraag blunder; enormiteit; ezel; flater; hoogst bereikbare punt; kinderspeeltje; rammelaar; schildersezel; top
puntal schoor; schraag ondersteuning; schoorbalk; schuinse steunbalk; steun; steunbalk; stut; stutbalk
respaldo schoor; schraag assistentie; bijstand; houvast; hulp; medewerking; ondersteuning; ruggensteun; rugsteun; steun; steuntje; stut; werkeloosheidsuitkering
socorro schoor; schraag assistentie; bijstand; dienstverlening; hulp; leniging; ondersteuning; sociale bijstand; steun; stut; support
soporte schoor; schraag abw; bijstand; bz; chassis; commandovlag; hulp; maatschappelijke hulpverlening; norm; onderstel; ondersteuning; rww; standaard; statief; steun; stut; support; werkloosheidsuitkering; werklozensteun; ww
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
ayuda help; online-Help

Related Words for "schraag":


Wiktionary Translations for schraag:


Cross Translation:
FromToVia
schraag banco; mesa établi — Table destinée au travail de certains métiers manuels

schragen:

schragen verb (schraag, schraagt, schraagde, schraagden, geschraagd)

  1. schragen (met palen stutten; stutten)
  2. schragen (stutten; ondersteunen; steunen; schoren; dragen)

Conjugations for schragen:

o.t.t.
  1. schraag
  2. schraagt
  3. schraagt
  4. schragen
  5. schragen
  6. schragen
o.v.t.
  1. schraagde
  2. schraagde
  3. schraagde
  4. schraagden
  5. schraagden
  6. schraagden
v.t.t.
  1. heb geschraagd
  2. hebt geschraagd
  3. heeft geschraagd
  4. hebben geschraagd
  5. hebben geschraagd
  6. hebben geschraagd
v.v.t.
  1. had geschraagd
  2. had geschraagd
  3. had geschraagd
  4. hadden geschraagd
  5. hadden geschraagd
  6. hadden geschraagd
o.t.t.t.
  1. zal schragen
  2. zult schragen
  3. zal schragen
  4. zullen schragen
  5. zullen schragen
  6. zullen schragen
o.v.t.t.
  1. zou schragen
  2. zou schragen
  3. zou schragen
  4. zouden schragen
  5. zouden schragen
  6. zouden schragen
en verder
  1. ben geschraagd
  2. bent geschraagd
  3. is geschraagd
  4. zijn geschraagd
  5. zijn geschraagd
  6. zijn geschraagd
diversen
  1. schraag!
  2. schraagt!
  3. geschraagd
  4. schragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schragen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apoyar dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aanmoedigen; aansporen; iemand motiveren; motiveren; ondersteunen; opjutten; porren; prikkelen; rugsteunen; steunen; stimuleren
apuntalar dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aandrijven; aansporen; motiveren; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; stimuleren
poner puntales dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
soportar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aansporen; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; iets verduren; incasseren; opjutten; opvangen; porren; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
sujetar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aan elkaar bevestigen; aanjagen; aansporen; afbinden; afsnoeren; beethouden; bevestigen; hoogbinden; knellen; motiveren; omhoogbinden; opbinden; opjutten; porren; vastbinden; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren

Related Words for "schragen":


Wiktionary Translations for schragen:


Cross Translation:
FromToVia
schragen apuntalar; sustentar underpin — To support from below with props or masonry
schragen respaldar; sustentar underpin — To give support to
schragen arrimar; apoyar accoterappuyer d’un côté pour soutenir.
schragen apoyar; empujar; sostener; amparar appuyerplacer contre quelque chose.
schragen mantener maintenirtenir ferme et fixe.