Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- huisvrouw:
-
Wiktionary:
- huisvrouw → ama de casa
- huisvrouw → ama de casa, alquiladora de habitaciones
Dutch
Detailed Translations for huisvrouw from Dutch to Spanish
huisvrouw:
-
de huisvrouw
la ama de casa; la dueña de casa; la madre de familia; la mujer; la cónyuge; la ama; la mujeruca; la compañera en la vida; la señora -
de huisvrouw
el ama de casa
Translation Matrix for huisvrouw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ama | huisvrouw | bazin; echtgenote; gade; gebiedster; gemalin; huismoeder; meesteres; vrouw |
ama de casa | huisvrouw | echtgenote; gade; huishoudster; huismoeder; huissloof; moeke; sloof; vrouw |
compañera en la vida | huisvrouw | echtgenote; gade; gemalin; huismoeder; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw |
cónyuge | huisvrouw | echtgenote; gade; gemalin; huismoeder; levensgezellin; vrouw |
dueña de casa | huisvrouw | echtgenote; gade; huismoeder; vrouw |
madre de familia | huisvrouw | echtgenote; gade; huismoeder; vrouw |
mujer | huisvrouw | dame; echtgenote; gade; gemalin; huismoeder; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijfje |
mujeruca | huisvrouw | echtgenote; gade; huismoeder; vrouw; wijf |
señora | huisvrouw | dame; echtgenote; gade; gemalin; huismoeder; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; mevrouw; vrouw |
Related Words for "huisvrouw":
Wiktionary Translations for huisvrouw:
huisvrouw
Cross Translation:
noun
-
een vrouw die thuisblijft om het huishouden te doen
- huisvrouw → ama de casa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• huisvrouw | → ama de casa | ↔ housewife — female head of household |
• huisvrouw | → ama de casa; alquiladora de habitaciones | ↔ Hausfrau — eine Frau, die Hausarbeiten erledigt |
External Machine Translations: