Dutch

Detailed Translations for dicht from Dutch to Spanish

dicht:


Translation Matrix for dicht:

NounRelated TranslationsOther Translations
ancho breedgeschouderdheid; breedheid; breedte
bajo llave slot en grendel
gordo dikbuik; dikkerd; dikzak; dreumes; drol; jackpot; kort en dik persoon; onderkruipsel; papzak; propje; vetzak
grueso force majeure; grootste deel; gros; meerderheid; merendeel; overmacht
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- dik
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- toe
ModifierRelated TranslationsOther Translations
además afgesloten; dicht; gesloten; toe alsmede; alsook; apropos; behalve dat; bovendien; buitendien; daarbij; daarbovenop; daarenboven; daarnaast; daarnevens; ernaast; evenals; eveneens; evenzeer; mede; ook; overigens; plus; tevens; trouwens; voorts; à propos
ancho afgesloten; dicht; gesloten; toe breed; flodderig; fors; grauw; in details; slobberig; slodderig; uit de kluiten gewassen; uitgewerkt; vaal; vetlijvig
bajo llave dicht; gesloten; op slot
cercano afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; toe dicht op elkaar; dichtbij; in de buurt; nabij; nabije; nabijgelegen; vlakbij
cerrado afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; op slot; toe afgezet; dicht zijn; geheimzinnig; geloken; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; onbuigzaam; onverzettelijk; sluitend; stijfkoppig; stug; taai; terughoudend; terughoudende
cerrado con llave afgesloten; dicht; gesloten; toe dicht zijn; geloken; potdicht
corpulento afgesloten; dicht; gesloten; toe beslist; besluitvaardig; corpulent; dapper; dik; gedecideerd; gezet; heldhaftig; heroïsch; kloek; kordaat; lijvig; moedig; onverschrokken; resoluut; stout; stoutmoedig; vastberaden; vet; vetlijvig; zwaar van lijf; zwaarlijvig
denso afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; toe
encima afgesloten; dicht; gesloten; toe behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven; gepasseerd; over; overheen; tevens; voorbij; voorts
espeso afgesloten; dicht; gesloten; toe corpulent; dik; dik vloeibaar; gezet; lijvig; stroopachtig; stroperig; taai-vloeibaar; vet; vettig; viskeus; zwaar van lijf; zwaarlijvig
estancado afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; op slot; toe
gordo afgesloten; dicht; gesloten; toe corpulent; dik; dikachtig; gezet; lijvig; vet; vetlijvig; vettig; zwaar van lijf; zwaarlijvig
grueso afgesloten; dicht; gesloten; toe corpulent; dik; dikachtig; gezet; grof; grofgebouwd; grofkorrelig; lijvig; lomp; ruw; schofterig; vet; vettig; zwaar van lijf; zwaarlijvig
hermético dicht; gesloten; op slot hermetisch; luchtdicht; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stofdicht; stofvrij; stug; taai; winddicht
hinchado afgesloten; dicht; gesloten; toe bombastisch; corpulent; dik; gezet; gezwollen; hoogdravend; lijvig; opgeblazen; opgebold; opgezet; opgezet dier; opgezwollen; pompeus; verzadigd; vol; volgegeten; zwaarlijvig

Related Words for "dicht":


Synonyms for "dicht":


Antonyms for "dicht":


Related Definitions for "dicht":

  1. zonder veel tussenruimte1
    • de stoelen stonden dicht bij elkaar1
  2. je kunt er niet bij of in of door1
    • de deur naar de kamer is dicht1

Wiktionary Translations for dicht:

dicht
adjective
  1. gesloten

Cross Translation:
FromToVia
dicht cerrado closed — not open
dicht denso; espeso; tupido denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.

dicht form of dichten:

Conjugations for dichten:

o.t.t.
  1. dicht
  2. dicht
  3. dicht
  4. dichten
  5. dichten
  6. dichten
o.v.t.
  1. dichtte
  2. dichtte
  3. dichtte
  4. dichtten
  5. dichtten
  6. dichtten
v.t.t.
  1. heb gedicht
  2. hebt gedicht
  3. heeft gedicht
  4. hebben gedicht
  5. hebben gedicht
  6. hebben gedicht
v.v.t.
  1. had gedicht
  2. had gedicht
  3. had gedicht
  4. hadden gedicht
  5. hadden gedicht
  6. hadden gedicht
o.t.t.t.
  1. zal dichten
  2. zult dichten
  3. zal dichten
  4. zullen dichten
  5. zullen dichten
  6. zullen dichten
o.v.t.t.
  1. zou dichten
  2. zou dichten
  3. zou dichten
  4. zouden dichten
  5. zouden dichten
  6. zouden dichten
diversen
  1. dicht!
  2. dicht!
  3. gedicht
  4. dichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dichten [het ~] nomen

  1. het dichten (verzen maken)

Translation Matrix for dichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
cerrar dichtdoen; dichtdraaien
escritura de poesía dichten; verzen maken
tapar afstoppen; stoppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
calafatear breeuwen; dichten
cerrar dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen aantrekken; afbakenen; afgrendelen; afpalen; afschotten; afschutten; afsluiten; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; borgen; correct zijn; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtgaan; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichttrekken; dichtvallen; dichtwerpen; grendelen; kloppen; locken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; schutten; seponeren; sluiten; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; uitdoen; uitdraaien; vergrendelen; zich sluiten
cerrar herméticamente dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stoppen dicht maken; dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken
escribir poesía breeuwen; dichten; gedichten schrijven
isolar afdichten; dichten isoleren; koudebestendig maken
poetizar breeuwen; dichten
tapar dichten; dichtmaken; dichtstoppen; gaten stoppen; stoppen afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; beschermen; beschutten; camoufleren; dichtdoen; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtwerpen; in omgeving op laten gaan; overtrekken; sluiten; toedoen; toestoppen; toetrekken
versificar dichten; verzen maken

Wiktionary Translations for dichten:


Cross Translation:
FromToVia
dichten tapar; cerrar close — obstruct (an opening)
dichten embozar; obturar; tapar; obstruir; bloquear boucher — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for dicht