Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verorberen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verorberen from Dutch to Spanish

verorberen:

verorberen [znw.] nomen

  1. verorberen (verorbering)
    la cosumición; la ingestión

verorberen verb (verorber, verorbert, verorberde, verorberden, verorberd)

  1. verorberen (nuttigen; eten; consumeren; )
  2. verorberen (consumeren; vreten; tot zich nemen; )
  3. verorberen (verslinden; opvreten)

Conjugations for verorberen:

o.t.t.
  1. verorber
  2. verorbert
  3. verorbert
  4. verorberen
  5. verorberen
  6. verorberen
o.v.t.
  1. verorberde
  2. verorberde
  3. verorberde
  4. verorberden
  5. verorberden
  6. verorberden
v.t.t.
  1. heb verorberd
  2. hebt verorberd
  3. heeft verorberd
  4. hebben verorberd
  5. hebben verorberd
  6. hebben verorberd
v.v.t.
  1. had verorberd
  2. had verorberd
  3. had verorberd
  4. hadden verorberd
  5. hadden verorberd
  6. hadden verorberd
o.t.t.t.
  1. zal verorberen
  2. zult verorberen
  3. zal verorberen
  4. zullen verorberen
  5. zullen verorberen
  6. zullen verorberen
o.v.t.t.
  1. zou verorberen
  2. zou verorberen
  3. zou verorberen
  4. zouden verorberen
  5. zouden verorberen
  6. zouden verorberen
diversen
  1. verorber!
  2. verorbert!
  3. verorberd
  4. verorberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verorberen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cosumición verorberen; verorbering
devorar bikken; vreten
ingestión verorberen; verorbering
VerbRelated TranslationsOther Translations
aprovechar consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen aanwenden; benutten; bezigen; consumeren; eten; exploiteren; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; opeten; opvreten; profiteren; toepassen; uitbuiten; utiliseren; verbruiken; voordeel trekken; vreten
atiborrarse bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
cenar consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen dineren; eten; opeten; schaften; souperen; tafelen; uitgebreid eten
comer consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen bikken; binnenkrijgen; dineren; eten; naar binnen werken; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; tafelen; uitgebreid eten; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
comerse opvreten; verorberen; verslinden binnenkrijgen; consumeren; doorleven; doorstaan; eten; gebruiken; iets uitgeven; inbijten; invreten; muziek componeren; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; verbruiken; verdragen; verduren; verslinden; verteren; verzwelgen; vreten; zwelgen
consumir consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen aanwenden; benutten; bezigen; consumeren; doorleven; doorstaan; drugs consumeren; eten; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; iets uitgeven; laven; lenigen; lessen; muziek componeren; opeten; oproken; opteren; opvreten; tegoed doen; toepassen; uitgeven voor een maaltijd; utiliseren; verbruiken; verdragen; verduren; verstoken; verteren; verwerken; vreten
devorar bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opvreten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen

Wiktionary Translations for verorberen:


Cross Translation:
FromToVia
verorberen consumir consommerdétruire et dénaturer par l’usage certains objets, comme vin, viande, bois, et toutes sortes de provisions.
verorberen consumir consumeruser, épuiser une chose ou un être jusqu’à les réduire à rien, jusqu’à les détruire.
verorberen consumir dévorermanger une proie en la déchirer avec les dents.