Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. competentie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for competentie from Dutch to Spanish

competentie:

competentie [de ~ (v)] nomen

  1. de competentie (bevoegdheid)
    la competencia; la facultad; el autoridad
  2. de competentie (capabelheid)
    la competencia; la capacidad; la facultad
  3. de competentie
    la competencia

Translation Matrix for competentie:

NounRelated TranslationsOther Translations
autoridad bevoegdheid; competentie autoriteit; autoriteiten; force majeure; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; heerschappij; instantie; invloed; kabinet; kracht; macht; overmacht; regering; vermogen
capacidad capabelheid; competentie aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; draagkracht; draagvermogen; gave; geschiktheid; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; laadvermogen; macht; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vermogen; vernuft; volume; wat ergens in zit
competencia bevoegdheid; capabelheid; competentie bekwaamheid; bevoegd zijn; bevoegdheid; capaciteit; concurrentie; doorkneedheid; kwaliteit; mate van kunstbeheersing; rivaliteit; techniek; ter zake kundigheid; wedijver
facultad bevoegdheid; capabelheid; competentie aandrijving; faculteit; stuwkracht; voortstuwing

Related Words for "competentie":

  • competenties

Wiktionary Translations for competentie:

competentie
noun
  1. een ontwikkelbaar vermogen van mensen waarmee ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen

Cross Translation:
FromToVia
competentie habilidad; capacidad; talento; facultad Fähigkeit — der (angeborene) Zustand, zu etwas fähig oder in der Lage zu sein
competentie competencia Kompetenz — Vermögen, Fähigkeit
competentie competencia Kompetenz — Zuständigkeit, Befugnis
competentie suficiencia; pericia; habilidad; aptitud proficiency — ability or skill