Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. hijgen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hijgen from Dutch to Spanish

hijgen:

hijgen verb (hijg, hijgt, hijgde, hijgden, gehijgd)

  1. hijgen (puffen; blazen)
    soplar
  2. hijgen (zwaar ademhalen)

Conjugations for hijgen:

o.t.t.
  1. hijg
  2. hijgt
  3. hijgt
  4. hijgen
  5. hijgen
  6. hijgen
o.v.t.
  1. hijgde
  2. hijgde
  3. hijgde
  4. hijgden
  5. hijgden
  6. hijgden
v.t.t.
  1. heb gehijgd
  2. hebt gehijgd
  3. heeft gehijgd
  4. hebben gehijgd
  5. hebben gehijgd
  6. hebben gehijgd
v.v.t.
  1. had gehijgd
  2. had gehijgd
  3. had gehijgd
  4. hadden gehijgd
  5. hadden gehijgd
  6. hadden gehijgd
o.t.t.t.
  1. zal hijgen
  2. zult hijgen
  3. zal hijgen
  4. zullen hijgen
  5. zullen hijgen
  6. zullen hijgen
o.v.t.t.
  1. zou hijgen
  2. zou hijgen
  3. zou hijgen
  4. zouden hijgen
  5. zouden hijgen
  6. zouden hijgen
diversen
  1. hijg!
  2. hijgt!
  3. gehijgd
  4. hijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hijgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anhelar hijgen; zwaar ademhalen een sterke begeerte hebben naar; haken; hongeren naar; hunkeren; kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; sterk verlangen
soplar blazen; hijgen; puffen blazen; doorslaan; fluiten; hard waaien; pijpen; pimpelen; uitademen; uitblazen; verklappen; verraden; voorzeggen; waaien; wegblazen

Wiktionary Translations for hijgen:

hijgen
verb
  1. zwaar ademhalen ten gevolge van een lichamelijke inspanning

Cross Translation:
FromToVia
hijgen jadear keuchen — (intransitiv) schwer, mühsam, hörbar atmen