Dutch
Detailed Translations for hit from Dutch to Spanish
hit:
-
de hit (succesnummer; succes; kraker; topper; treffer; successtuk; klapper; schlager; kasstuk)
Translation Matrix for hit:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hit | bestseller; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer | aanrijding; botsing; collisie |
éxito | bestseller; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer | arbeidsprestatie; deur; gelukken; heil; huisdeur; lukken; mazzel; meevaller; slagen; succes; successtuk; voorspoed; voorspoedigheid; welslagen; welzijn; werkprestatie |
Related Words for "hit":
Spanish