Noun | Related Translations | Other Translations |
afluencia
|
heil; voorspoed; welzijn
|
drom; herrie; het toestromen; het toevloeien; kabaal; lawaai; leven; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; troep
|
bendiciones
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
felicitaties; heilwensen; proficiat; zegens; zegenwensen
|
bendición
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
geroosterd brood; heildronk; heilwens; toast; toost; toostbrood
|
bienestar
|
heil; voorspoed; welzijn
|
content; euforie; genoegen; gezondheid; tevredenheid; welbehagen; welgevallen; welstand; welvaart; welvarendheid; welzijn
|
bonanza
|
heil; voorspoed; welzijn
|
|
consagración
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
heiliging; wijding; zegening
|
delicia
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
gelukzaligheid; heerlijkheid; riddergoed; verrukkelijkheid
|
don
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
brein; capaciteit; denkvermogen; geest; hersens; inhoud; omvatte ruimte; vernuft; verstand
|
felicidad
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; het gelukkig-zijn; welgevallen
|
gloria
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
eer; eergevoel; gelukzaligheid; glans; glorie; heerlijkheid; huldeblijk; luister; praal; pracht; pronk; trots; verlossing; zaligheid
|
prosperidad
|
heil; voorspoed; welzijn
|
succes; voorspoedigheid; welslagen; welstand; welvaart; welvarendheid
|
provecho
|
heil; voorspoed; welzijn
|
baat; gewin; hoogte van produktie; nut; nuttigheid; productiviteit; profijt; waarde; winst
|
salud
|
heil; voorspoed; welzijn
|
gezondheid; welzijn
|
salvación
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
levensbehoud; lijfsbehoud; verlossing; zaligheid
|
éxito
|
heil; voorspoed; welzijn
|
arbeidsprestatie; bestseller; deur; gelukken; hit; huisdeur; kasstuk; klapper; kraker; lukken; mazzel; meevaller; raakschot; schlager; schot in de roos; slagen; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer; voorspoedigheid; welslagen; werkprestatie
|