Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Search: jas

Dutch and Spanish Search Results for: jas

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

jas:
- rebeca; parka; abrigo
jassen:
- pelar; sacar la piel; quitar la piel a; mondar
- abrigos; trencas
Wiktionary:
- jas → abrigo
- jas → abrigo, casaca, saco, chamarra, cazadora, chaqueta, campera, chompa, chumpa, jacket, paltó, gabán, americana, paletó, sobretodo, capa, manto
- jassen → hurtar, sustraer, descortezar, pelar, despojar, mondar, descubrir

Dutch

Detailed Translations for jas from Dutch to Spanish

jas:

jas [de ~ (m)] nomen

de jas (jekker; jasje)
la rebeca; la parka
- rebeca [la ~] nomen
- parka [la ~] nomen
de jas (overjas; mantel)

– kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat ¹
el abrigo
- abrigo [el ~] nomen

Translation Matrix for jas:

Noun	Related Translations	Other Translations
abrigo	jas; mantel; overjas	abri; afdak; beeldbuis; buis; bushalte; bushokje; luifel; mantel; overjas; wachthuisje
parka	jas; jasje; jekker
rebeca	jas; jasje; jekker

Related Words for "jas":

jassen

Related Definitions for "jas":

kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat¹
- koop maar een warme jas voor de winter¹

Wiktionary Translations for jas:

jas

noun

kleding|nld kledingstuk dat over andere kledingstukken gedragen wordt en die de romp en armen bedekt
- jas → abrigo

Cross Translation:

From	To	Via
• jas	→ abrigo; casaca; saco	↔ coat — outer garment covering the upper torso and arms
• jas	→ chamarra; cazadora; chaqueta; campera; casaca; chompa; chumpa; jacket	↔ jacket — piece of clothing worn on the upper body outside a shirt or blouse
• jas	→ paltó; gabán; americana; saco; chaqueta	↔ jacket — piece of a person's suit
• jas	→ gabán; paletó; sobretodo; abrigo	↔ paletot — A loose outer jacket, overcoat
• jas	→ capa; manto; abrigo	↔ manteau — Vêtement
• jas	→ gabán; paletó; sobretodo; abrigo	↔ paletot — vêtement\|fr vêtement qui se porte par-dessus les autres vêtements.
• jas	→ chaqueta	↔ veste — (Vêtements) Sorte de vêtement court et sans basques.

jassen:

jassen verb (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

jassen (schillen; pellen)
pelar; sacar la piel; quitar la piel a; mondar
- pelar verb
- sacar la piel verb
- quitar la piel a verb
- mondar verb
jassen (aardappels schillen)
pelar; mondar
- pelar verb
- mondar verb

Conjugations for jassen:

o.t.t.

jas
jast
jast
jassen
jassen
jassen

o.v.t.

jaste
jaste
jaste
jasten
jasten
jasten

v.t.t.

heb gejast
hebt gejast
heeft gejast
hebben gejast
hebben gejast
hebben gejast

v.v.t.

had gejast
had gejast
had gejast
hadden gejast
hadden gejast
hadden gejast

o.t.t.t.

zal jassen
zult jassen
zal jassen
zullen jassen
zullen jassen
zullen jassen

o.v.t.t.

zou jassen
zou jassen
zou jassen
zouden jassen
zouden jassen
zouden jassen

en verder

is gejast

diversen

jas!
jast!
gejast
jassend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

jassen [de ~] nomen, plural

de jassen
el abrigos; la trencas
- abrigos [el ~] nomen
- trencas [la ~] nomen

Translation Matrix for jassen:

Noun	Related Translations	Other Translations
abrigos	jassen	mantels; overjassen
pelar		doppen; pellen
trencas	jassen	mantels; overjassen
Verb	Related Translations	Other Translations
mondar	aardappels schillen; jassen; pellen; schillen	doppen; pellen
pelar	aardappels schillen; jassen; pellen; schillen	afschilferen; doppen; ontvellen; pellen; schilferen; stropen
quitar la piel a	jassen; pellen; schillen
sacar la piel	jassen; pellen; schillen

Related Words for "jassen":

jas

Wiktionary Translations for jassen:

Cross Translation:

From	To	Via
• jassen	→ hurtar; sustraer; descortezar; pelar; despojar; mondar; descubrir	↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens

¹Muiswerk Woordenboek