Dutch
Detailed Translations for bloeiend from Dutch to Spanish
bloeiend:
-
bloeiend (florissant)
-
bloeiend (kleurig; fleurig)
vistoso; abigarrado; llamativo; de colores vivos-
vistoso adj
-
abigarrado adj
-
llamativo adj
-
de colores vivos adj
-
Translation Matrix for bloeiend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
abigarrado | bloeiend; fleurig; kleurig | bont; dwaas; gekleurd; idioot; kakelbont; kleurig; kleurrijk; onbezonnen; veelkleurig |
de colores vivos | bloeiend; fleurig; kleurig | gekleurd; kleurig |
floreciente | bloeiend; florissant | blakend; fit; florerend; gebloemd; getraind; gezond; hooggekleurd; opbloeiend; toenemend in bloei; welgesteld; welvarend; zonder ziekte |
llamativo | bloeiend; fleurig; kleurig | aandachttrekkend; bont; bontgekleurd; fleurig; frappant; geprononceerd; hooggekleurd; in het oog lopend; in het oog springend; kleurig; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opschepperig; opvallend; opzichtig; protsend; protserig; saillant; schreeuwerig; treffend; uitgesproken |
próspero | bloeiend; florissant | blakend; fit; fleurig; florerend; florissant; gelukkig; getraind; gezond; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend |
vistoso | bloeiend; fleurig; kleurig | bont; bontgekleurd; fleurig; hooggekleurd; kleurig |
Wiktionary Translations for bloeiend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bloeiend | → floreciente | ↔ blooming — opening in blossoms |
bloeiend form of bloeien:
-
bloeien (floreren; goed lopen)
Conjugations for bloeien:
o.t.t.
- bloei
- bloeit
- bloeit
- bloeien
- bloeien
- bloeien
o.v.t.
- bloeide
- bloeide
- bloeide
- bloeiden
- bloeiden
- bloeiden
v.t.t.
- heb gebloeid
- hebt gebloeid
- heeft gebloeid
- hebben gebloeid
- hebben gebloeid
- hebben gebloeid
v.v.t.
- had gebloeid
- had gebloeid
- had gebloeid
- hadden gebloeid
- hadden gebloeid
- hadden gebloeid
o.t.t.t.
- zal bloeien
- zult bloeien
- zal bloeien
- zullen bloeien
- zullen bloeien
- zullen bloeien
o.v.t.t.
- zou bloeien
- zou bloeien
- zou bloeien
- zouden bloeien
- zouden bloeien
- zouden bloeien
diversen
- bloei!
- bloeit!
- gebloeid
- bloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bloeien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
florecer | bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen | gedijen; hernieuwen; herstellen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; tieren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen; wassen |
prosperar | bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen | controleren; examineren; hernieuwen; herstellen; inspecteren; keuren; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; restaureren; schouwen; tot bloei komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen |
Other | Related Translations | Other Translations |
florecer | bloeien |
Related Words for "bloeien":
Wiktionary Translations for bloeien:
bloeien
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bloeien | → retoñar; florecer | ↔ burgeon — of plants, to bloom, bud |
• bloeien | → florecer | ↔ flower — to put forth blooms |
• bloeien | → florecer | ↔ fleurir — produire des fleurs, se couvrir de fleurs, ou être en fleurs. |
• bloeien | → prosperar | ↔ prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable. |