Interglot - creëren: Dutch and Spanish Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

creëren:
- elaboración; fabricación
Wiktionary:
- creëren → crear
- creëren → crear, generar

Spanish to Dutch: more detail...

creer en:
- geloven; aannemen

Dutch

Detailed Translations for creëren from Dutch to Spanish

creëren:

creëren [znw.] nomen

creëren (maken; scheppen)
la elaboración; la fabricación
- elaboración [la ~] nomen
- fabricación [la ~] nomen

Translation Matrix for creëren:

Noun	Related Translations	Other Translations
elaboración	creëren; maken; scheppen	aanmaak; aanmaken; bewerking; constructie; creatie; educatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; herdruk; maak; maaksel; maken; merk; onderwerp; onderwijs; produceren; productie; schepping; scholing; subject; thema; thema van een boek; vervaardigen; vervaardiging; verwerking; werken; werking
fabricación	creëren; maken; scheppen	aanmaak; aanmaken; constructie; creatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; kunstwerk; maak; maaksel; makelij; maken; meesterwerk; merk; produceren; productie; schepping; vervaardigen; vervaardiging; werk

Wiktionary Translations for creëren:

creëren

verb

iets nieuws maken, iets scheppen
- creëren → crear

Cross Translation:

From	To	Via
• creëren	→ crear; generar	↔ create — to put into existence
• creëren	→ crear	↔ créer — tirer quelque chose du néant, faire de rien quelque chose.

External Machine Translations:

Spanish

Detailed Translations for creëren from Spanish to Dutch

creer en:

creer en verb

creer en (creer; suponer; presumir; considerar; asumir)
geloven; aannemen
- geloven verb (geloof, gelooft, geloofde, geloofden, geloofd)
- aannemen verb (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)

Conjugations for creer en:

presente

creo en
crees en
cree en
creemos en
creéis en
creen en

imperfecto

creía en
creías en
creía en
creíamos en
creíais en
creían en

indefinido

creí en
creíste en
creyó en
creímos en
creísteis en
creyeron en

fut. de ind.

creeré en
creerás en
creerá en
creeremos en
creeréis en
creerán en

condic.

creería en
creerías en
creería en
creeríamos en
creeríais en
creerían en

pres. de subj.

que crea en
que creas en
que crea en
que creamos en
que creáis en
que crean en

imp. de subj.

que creyera en
que creyeras en
que creyera en
que creyéramos en
que creyerais en
que creyeran en

miscelánea

¡cree! en
¡creed! en
¡no creas! en
¡no creáis! en
creído en
creyendo en

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for creer en:

Noun	Related Translations	Other Translations
aannemen		adoptir; presunción; suposición
Verb	Related Translations	Other Translations
aannemen	asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer	aceptar; aceptar relagar; acotar; adoptar; asumir; emplear; presumir; recibir; reclutar; suponer; tomar posesión de
geloven	asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer