Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- onthoofden:
-
Wiktionary:
- onthoofden → decapitar, degollar, descabezar
- onthoofden → descabezar, decapitar
Dutch
Detailed Translations for onthoofden from Dutch to Spanish
onthoofden:
-
onthoofden (kopje kleiner maken; hoofd afhakken; van de kop ontdoen)
Conjugations for onthoofden:
o.t.t.
- onthoofd
- onthoofdt
- onthoofdt
- onthoofden
- onthoofden
- onthoofden
o.v.t.
- onthoofdde
- onthoofdde
- onthoofdde
- onthoofdden
- onthoofdden
- onthoofdden
v.t.t.
- heb onthoofd
- hebt onthoofd
- heeft onthoofd
- hebben onthoofd
- hebben onthoofd
- hebben onthoofd
v.v.t.
- had onthoofd
- had onthoofd
- had onthoofd
- hadden onthoofd
- hadden onthoofd
- hadden onthoofd
o.t.t.t.
- zal onthoofden
- zult onthoofden
- zal onthoofden
- zullen onthoofden
- zullen onthoofden
- zullen onthoofden
o.v.t.t.
- zou onthoofden
- zou onthoofden
- zou onthoofden
- zouden onthoofden
- zouden onthoofden
- zouden onthoofden
en verder
- is onthoofd
- zijn onthoofd
diversen
- onthoofd!
- onthoofdt!
- onthoofd
- onthoofdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onthoofden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
decapitar | hoofd afhakken; kopje kleiner maken; onthoofden; van de kop ontdoen | |
guillotinar | hoofd afhakken; kopje kleiner maken; onthoofden; van de kop ontdoen | guillotineren; met de guillotine onthoofden |
Wiktionary Translations for onthoofden:
onthoofden
Cross Translation:
verb
-
iemand doden door het hoofd van de romp te scheiden
- onthoofden → decapitar; degollar; descabezar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onthoofden | → descabezar | ↔ behead — to remove the head |
• onthoofden | → decapitar | ↔ decapitate — remove the head of |
• onthoofden | → decapitar | ↔ décapiter — Trancher la tête |