Dutch

Detailed Translations for trekken from Dutch to Spanish

trekken:

trekken verb (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)

  1. trekken (voorttrekken)
  2. trekken (rukken)
    – met kracht naar je toehalen 1
  3. trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
  4. trekken
    librar

Conjugations for trekken:

o.t.t.
  1. trek
  2. trekt
  3. trekt
  4. trekken
  5. trekken
  6. trekken
o.v.t.
  1. trok
  2. trok
  3. trok
  4. trokken
  5. trokken
  6. trokken
v.t.t.
  1. heb getrokken
  2. hebt getrokken
  3. heeft getrokken
  4. hebben getrokken
  5. hebben getrokken
  6. hebben getrokken
v.v.t.
  1. had getrokken
  2. had getrokken
  3. had getrokken
  4. hadden getrokken
  5. hadden getrokken
  6. hadden getrokken
o.t.t.t.
  1. zal trekken
  2. zult trekken
  3. zal trekken
  4. zullen trekken
  5. zullen trekken
  6. zullen trekken
o.v.t.t.
  1. zou trekken
  2. zou trekken
  3. zou trekken
  4. zouden trekken
  5. zouden trekken
  6. zouden trekken
en verder
  1. ben getrokken
  2. bent getrokken
  3. is getrokken
  4. zijn getrokken
  5. zijn getrokken
  6. zijn getrokken
diversen
  1. trek !
  2. trekt !
  3. getrokken
  4. trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
atraer lokken; verleiden
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
acarrear trekken; voorttrekken
arrastrar rukken; trekken; voorttrekken aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; slepen; sleuren; versjouwen
atraer rukken; trekken aantrekken; bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; sleuren; tevoorschijn lokken
emigrar reizen; rondreizen; trekken; zwerven emigreren; landverhuizen; migreren
errar reizen; rondreizen; trekken; zwerven aan de zwerf zijn; afgaan; dwalen; een fout maken; ernaast grijpen; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; misgrijpen; mislopen; mislukken; mistasten; ronddolen; rondzwerven; stranden; verkeerd lopen; zich vergissen; zwerven
estar tirado reizen; rondreizen; trekken; zwerven dolen; gooien; ronddwalen; slingeren; waren
librar trekken ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; van last bevrijden; verlossen; vrijstellen
partir reizen; rondreizen; trekken; zwerven afreizen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; gaan; heengaan; in tweeën houwen; klieven; kloven; opbreken; opstappen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; van wal gaan; van wal steken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken
salir reizen; rondreizen; trekken; zwerven afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; de plaat poetsen; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
viajar reizen; rondreizen; trekken; zwerven bereizen
viajar por reizen; rondreizen; trekken; zwerven bereizen
OtherRelated TranslationsOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Related Words for "trekken":


Related Definitions for "trekken":

  1. een tocht maken1
    • hij trekt deze vakantie door Frankrijk1
  2. met kracht naar je toehalen1
    • als je aan het touw trekt, gaat de deur open1
  3. verhuizen naar een ander gebied1
    • in de winter trekken de ooievaars naar het zuiden1
  4. verplaatsen door naar je toe te halen1
    • het paard trekt de wagen1

Wiktionary Translations for trekken:

trekken
verb
  1. op een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert

Cross Translation:
FromToVia
trekken llamar attract — arouse interest
trekken desenfundar; desenvainar draw — to pull out
trekken viajar journey — to travel, to make a trip or voyage
trekken tirar; jalar pull — apply force to (something) so it comes towards one
trekken librar una letra trassierenGeschäftsleben: einen Wechsel auf einen anderen ziehen oder ausstellen
trekken caminar wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
trekken tirar ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen
trekken sacar; extraer ziehenZahn, Probe, Karte, Los: entnehmen
trekken arrastrar zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
trekken bajar; inclinar abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
trekken atraer; seducir; cautivar allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc.
trekken atraer; seducir; cautivar appâterattirer avec un appât.
trekken atraer; cautivar attirertirer, faire venir à soi.
trekken dibujar dessiner — Reeprésenter par un dessin
trekken solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.
trekken remolcar; arrastrar; atoar; ratrar trainertirer après soi.
trekken arrastrar; atoar traînertirer après soi.

trek:

trek [de ~ (m)] nomen

  1. de trek (luchtzuiging; tocht)
    la corriente de aire; la corriente; la succión de aire
  2. de trek (hongergevoel; honger; hongerigheid)
    la hambre; la ganas de comer; el apetito
  3. de trek (ruk; haal)
    el tirón; el estirón; el estirajón
  4. de trek (zin om iets te eten; zin)
    el ganas de comer algo; el apetito

Translation Matrix for trek:

NounRelated TranslationsOther Translations
apetito eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin; zin om iets te eten
corriente luchtzuiging; tocht; trek instroming; instroom; toestroom
corriente de aire luchtzuiging; tocht; trek luchtstroom
estirajón haal; ruk; trek
estirón haal; ruk; trek aantrekken; straktrekken
ganas de comer eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin
ganas de comer algo trek; zin; zin om iets te eten
hambre eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin honger; hongersnood
succión de aire luchtzuiging; tocht; trek
tirón haal; ruk; trek aantrekken; straktrekken; zakkenrollen; zakkenrollerij
- eetlust
ModifierRelated TranslationsOther Translations
corriente actuele; courant; eigentijds; futiel; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; hedendaags; hedendaagse; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lopend; modern; nietsbetekenend; nietszeggend; normaal; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; onedel; triviaal; weinigzeggend

Related Words for "trek":


Synonyms for "trek":


Related Definitions for "trek":

  1. zin in eten1
    • Anna heeft geen trek vanavond1
  2. het verhuizen naar een ander gebied1
    • de trek van de wintervogels is begonnen1
  3. lijn in het gezicht1
    • hij heeft de trekken van zijn vader1
  4. één keer zuigen aan een sigaret1
    • mag ik een trekje van je sigaret?1

Wiktionary Translations for trek:

trek
noun
  1. iets dat iemand karakteriseert
  2. migratie
  3. verlangen naar eten

Cross Translation:
FromToVia
trek apetito; ganas; deseo appetite — desire of or relish for food
trek rasgo feature — one of the physical constituents of the face
trek hambre hunger — need for food
trek rasgo trait — (vieilli) action de tirer une voiture par des animaux.

Related Translations for trekken