Dutch
Detailed Translations for hakken from Dutch to Spanish
hakken:
-
hakken (in stukken hakken)
despedazar; cortar; separarse; cortar en pedazos; hacer pedazos-
despedazar verb
-
cortar verb
-
separarse verb
-
cortar en pedazos verb
-
hacer pedazos verb
-
-
hakken (fijnhakken; kleinhakken)
-
hakken (bomen kappen; kappen; vellen; omhakken; houwen)
recortar; picar; peinarse; talar; cortar arboles; derribar; tajar; dar golpes; dar hachazos-
recortar verb
-
picar verb
-
peinarse verb
-
talar verb
-
cortar arboles verb
-
derribar verb
-
tajar verb
-
dar golpes verb
-
dar hachazos verb
-
Conjugations for hakken:
o.t.t.
- hak
- hakt
- hakt
- hakken
- hakken
- hakken
o.v.t.
- hakte
- hakte
- hakte
- hakten
- hakten
- hakten
v.t.t.
- heb gehakt
- hebt gehakt
- heeft gehakt
- hebben gehakt
- hebben gehakt
- hebben gehakt
v.v.t.
- had gehakt
- had gehakt
- had gehakt
- hadden gehakt
- hadden gehakt
- hadden gehakt
o.t.t.t.
- zal hakken
- zult hakken
- zal hakken
- zullen hakken
- zullen hakken
- zullen hakken
o.v.t.t.
- zou hakken
- zou hakken
- zou hakken
- zouden hakken
- zouden hakken
- zouden hakken
en verder
- is gehakt
- zijn gehakt
diversen
- hak!
- hakt!
- gehakt
- hakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hakken:
Related Words for "hakken":
Wiktionary Translations for hakken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hakken | → cortar | ↔ hack — to chop or cut down in a rough manner |
• hakken | → cortar | ↔ hacher — couper en petits morceaux, avec un instrument tranchant (couteau, hachoir, mixeur...) |
• hakken | → podar; cincelar; labrar; cortar; cortar al ras | ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage. |
hak:
-
de hak (slag met een scherp werktuig; houw)
Translation Matrix for hak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
azada | hak; houw; slag met een scherp werktuig | schep; schoffel; schop; spade |
hachazo | hak; houw; slag met een scherp werktuig | |
sablazo | hak; houw; slag met een scherp werktuig |
Related Words for "hak":
Wiktionary Translations for hak:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hak | → tacón; taco | ↔ heel — part of shoe |
• hak | → azada; azadón | ↔ hoe — agricultural tool |
• hak | → zapapico | ↔ mattock — agricultural tool |
• hak | → taco; tacón | ↔ Absatz — Bekleidung: der erhöhte Teil der Schuhsohle am hinteren Schuhende |
• hak | → chirlo | ↔ balafre — Longue entaille, plaie faite particulièrement au visage. |
• hak | → escardillo; sacho; almocafre; azada | ↔ houe — agriculture|fr jardinage|fr instrument de fer, large et recourber, qui a un manche de bois, et avec lequel on remuer la terre en la tirant vers soi. |