Dutch
Detailed Translations for voortmaken from Dutch to Spanish
voortmaken:
-
voortmaken (zich spoeden; haasten; jagen; aanpoten; overhaasten; haast maken; ijlen; spoeden)
dar prisa; acosar; darse prisa; ir corriendo; incitar; apresurar; apresurarse; hacer subir; instigar-
dar prisa verb
-
acosar verb
-
darse prisa verb
-
ir corriendo verb
-
incitar verb
-
apresurar verb
-
apresurarse verb
-
hacer subir verb
-
instigar verb
-
Conjugations for voortmaken:
o.t.t.
- maak voort
- maakt voort
- maakt voort
- maken voort
- maken voort
- maken voort
o.v.t.
- maakte voort
- maakte voort
- maakte voort
- maakten voort
- maakten voort
- maakten voort
v.t.t.
- heb voortgemaakt
- hebt voortgemaakt
- heeft voortgemaakt
- hebben voortgemaakt
- hebben voortgemaakt
- hebben voortgemaakt
v.v.t.
- had voortgemaakt
- had voortgemaakt
- had voortgemaakt
- hadden voortgemaakt
- hadden voortgemaakt
- hadden voortgemaakt
o.t.t.t.
- zal voortmaken
- zult voortmaken
- zal voortmaken
- zullen voortmaken
- zullen voortmaken
- zullen voortmaken
o.v.t.t.
- zou voortmaken
- zou voortmaken
- zou voortmaken
- zouden voortmaken
- zouden voortmaken
- zouden voortmaken
diversen
- maak voort!
- maakt voort!
- voortgemaakt
- voortmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voortmaken:
Wiktionary Translations for voortmaken:
voortmaken
verb
-
in hoog tempo aan iets werken
- voortmaken → abreviar; apresurarse