Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verliezen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for verliezen:
    • perdir


Dutch

Detailed Translations for verliezen from Dutch to Spanish

verliezen:

Conjugations for verliezen:

o.t.t.
  1. verlies
  2. verliest
  3. verliest
  4. verliezen
  5. verliezen
  6. verliezen
o.v.t.
  1. verloor
  2. verloor
  3. verloor
  4. verloren
  5. verloren
  6. verloren
v.t.t.
  1. heb verloren
  2. hebt verloren
  3. heeft verloren
  4. hebben verloren
  5. hebben verloren
  6. hebben verloren
v.v.t.
  1. had verloren
  2. had verloren
  3. had verloren
  4. hadden verloren
  5. hadden verloren
  6. hadden verloren
o.t.t.t.
  1. zal verliezen
  2. zult verliezen
  3. zal verliezen
  4. zullen verliezen
  5. zullen verliezen
  6. zullen verliezen
o.v.t.t.
  1. zou verliezen
  2. zou verliezen
  3. zou verliezen
  4. zouden verliezen
  5. zouden verliezen
  6. zouden verliezen
diversen
  1. verlies!
  2. verliest!
  3. verloren
  4. verliezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verliezen [de ~] nomen, plural

  1. de verliezen
    el perjuicios; el daños; la pérdidas

Translation Matrix for verliezen:

NounRelated TranslationsOther Translations
daños verliezen aantastingen; beschadigingen; schades; waardeverminderingen
perjuicios verliezen beschadigingen; schades; waardeverminderingen
pérdidas verliezen schades; waardeverminderingen
VerbRelated TranslationsOther Translations
desperdiciar kwijt raken; verliezen haspelen; tot een warboel maken; verboemelen; verbrassen; vergieten; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verprutsen; verspillen; verwarren; wegmaken; wegsmijten; zoek maken; zoekmaken
extraviar kwijt raken; verliezen
extraviarse kwijt raken; verliezen omzwerven; teloorgaan; zwerven
llevar la peor parte verliezen aan het kortste eind trekken; onderspit delven
llevar todas las de perder verliezen het onderspit delven; onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan
perder erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken verbeuren
perderse erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken afgaan; de weg kwijtraken; falen; floppen; iets mislopen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; missen; stranden; teloorgaan; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verloren gaan; zoek raken; zoekraken

Synonyms for "verliezen":


Antonyms for "verliezen":


Related Definitions for "verliezen":

  1. hem niet langer hebben1
    • zij heeft haar portemonnee verloren1
  2. verslagen worden1
    • Ajax heeft dit weekend verloren1
  3. er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt1
    • wij hebben dik verloren op de verkoop van chocolademelk1
  4. verdwijnen1
    • dat oude schilderij is verloren gegaan1

Wiktionary Translations for verliezen:

verliezen
verb
  1. iets kwijt raken

Cross Translation:
FromToVia
verliezen perder forfeit — to suffer the loss
verliezen perder lose — cause (something) to cease to be in one's possession or capability
verliezen perder lose — (transitive) fail to win
verliezen fracasar; perder lose — fail to be the winner
verliezen derrota loss — instance of losing
verliezen perder verlieren — etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden

Related Translations for verliezen