Noun | Related Translations | Other Translations |
llano
|
|
laag; niveau; peil; plan; stand
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sin problemas
|
eenvoudig; ongecompliceerd; simpel
|
probleemloos
|
-
|
simpel
|
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
fácilmente
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
gemakkelijk; grif; grifweg; met gemak; vlot
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
acostumbrado
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
|
así como así
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
|
austero
|
eenvoudig; matig; sober
|
houterig; ingetogen; onbuigzaam; onverzettelijk; scherp; star; stemmig; stemmingsvol; stijf; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; taai; verstard; vlijmend; vlijmscherp
|
como siempre
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
|
común
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
algemeen; alledaagse; courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gedeeld; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; meegevoeld; meer personen betreffend; normaal; onedel; verdeeld
|
comúnmente
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
algemeen; courant; doorgaans; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gemeenlijk; gewoon; gewoonlijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; meestal; merendeels; normaal; normaliter; onedel; over het algemeen
|
con naturalidad
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
in een handomdraai; moeiteloos; onverplicht; spontaan; uit vrije wil; vanzelf; vrijwillig; zonder moeite
|
cómodo
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
aangenaam; behaaglijk; comfortabel; fijn; geestig; geinig; gemakkelijk; geriefelijk; gerieflijk; gezellig; grappig; handzaam; huiselijk; knus; knusjes; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; lekker; leuk; lollig; plezant; plezierig; prettig
|
de orígen humilde
|
bescheiden; eenvoudig; nederig; niet voornaam; van eenvoudige komaf
|
|
especial nada
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
|
fácil
|
alledaags; eenvoudig; gemakkelijk; gewoon; licht; makkelijk; natuurlijk; niet moeilijk; niets bijzonders; ongekunsteld; ordinair; simpel
|
als een kind; in een handomdraai; licht; moeiteloos; niet donker; probleemloos; vanzelf; zonder moeite
|
habitual
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
|
llano
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; natuurlijk; niets bijzonders; ongekunsteld; ordinair
|
diep; laag; laag liggend; licht; lichtwegend
|
moderado
|
eenvoudig; matig; sober
|
gematigd; getemperd; matig; middelmatig; min; moderaat; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
modesto
|
alledaags; bescheiden; eenvoudig; gewoon; matig; natuurlijk; nederig; niet voornaam; niets bijzonders; ongekunsteld; ordinair; sober; van eenvoudige komaf
|
bescheiden; discreet; discrete; dunnetjes; gering; ingetogen; kies; magertjes; matig; middelmatig; min; nederig; niet al te best; niet hoogmoedig; nietig; onaanzienlijk; onbeduidend; onbetekenend; schraal; schraaltjes; sobertjes; zwak; zwakjes
|
no complicado
|
eenvoudig; ongecompliceerd; simpel
|
|
normalmente
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; doorgaans; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gemeenlijk; gewend; gewoon; gewoonlijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; meestal; normaal; normaal gesproken; normaalgesproken; onedel
|
ordinario
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
boefachtig; boosaardig; courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; geregeld; gewend; gewoon; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel; op vaste tijden; ploertig; regelmatig; regulier; schurkachtig; vals
|
parco
|
eenvoudig; matig; sober
|
dun; economisch; geen vet op de botten hebbende; iel; luttel; mager; schraal; schriel; spaarzaam; weinig; zuinig; zuinigjes
|
realmente
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
beslist; daadwerkelijk; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gemeen; gewend; gewis; gewoon; gewoonweg; heus; in feite; in werkelijkheid; jazeker; klinkklaar; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; metterdaad; onedel; openhartig; oprecht; rechttoe; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
sencillo
|
bescheiden; eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; natuurlijk; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; ongecompliceerd; ongekunsteld; simpel; van eenvoudige komaf
|
argeloos; bescheiden; doodgewoon; gemeen; goedgelovig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lichtgelovig; natuurlijk; naïef; nederig; niet hoogmoedig; onedel; ongedwongen; ongekunsteld; onopgemaakt; onopgesmukt; onvolwaardig; probleemloos
|
simple
|
alledaags; bescheiden; eenvoudig; gemakkelijk; gewoon; licht; makkelijk; natuurlijk; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; niets bijzonders; ongecompliceerd; ongekunsteld; ordinair; simpel; van eenvoudige komaf
|
aan een kant beschrijfbaar; argeloos; bescheiden; eenzijdig; leeghoofdig; naief; naïef; nederig; niet hoogmoedig; onbenullig; onnozel; probleemloos
|
simplemente
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
domweg; doodgewoon; eenvoudigweg; gemeen; gewoonweg; gladweg; kortom; kortweg; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; ronduit; simpelweg; zonder omhaal; zonder omwegen
|
sin complicaciones
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
sin esfuerzo
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
sin más
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; gewoonweg; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel; zo maar; zomaar; zonder meer; zondermeer
|
usual
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewend; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel
|
vulgar
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
banaal; grof; laag; laag-bij-de-grond; lomp; ordinair; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; volks; vuig; vulgair; vunzig
|