Dutch

Detailed Translations for inhouden from Dutch to Spanish

inhouden:

Conjugations for inhouden:

o.t.t.
  1. houd in
  2. houdt in
  3. houdt in
  4. houden in
  5. houden in
  6. houden in
o.v.t.
  1. hield in
  2. hield in
  3. hield in
  4. hielden in
  5. hielden in
  6. hielden in
v.t.t.
  1. heb ingehouden
  2. hebt ingehouden
  3. heeft ingehouden
  4. hebben ingehouden
  5. hebben ingehouden
  6. hebben ingehouden
v.v.t.
  1. had ingehouden
  2. had ingehouden
  3. had ingehouden
  4. hadden ingehouden
  5. hadden ingehouden
  6. hadden ingehouden
o.t.t.t.
  1. zal inhouden
  2. zult inhouden
  3. zal inhouden
  4. zullen inhouden
  5. zullen inhouden
  6. zullen inhouden
o.v.t.t.
  1. zou inhouden
  2. zou inhouden
  3. zou inhouden
  4. zouden inhouden
  5. zouden inhouden
  6. zouden inhouden
en verder
  1. ben ingehouden
  2. bent ingehouden
  3. is ingehouden
  4. zijn ingehouden
  5. zijn ingehouden
  6. zijn ingehouden
diversen
  1. houd in!
  2. houdt in!
  3. ingehouden
  4. inhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inhouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
comprender behelzen; inhouden begrijpen; inzicht; snappen; vatten
contener behelzen; inhouden inhoud; waarmee iets gevuld is
detenerse tot stilstand komen
retener houden; vasthouden
VerbRelated TranslationsOther Translations
comprender behelzen; bevatten; inhouden begrijpen; beseffen; betrappen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inzien; kennen; met het verstand vatten; omvatten; onderkennen; ondervragen; overhoren; realiseren; snappen; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan
contener achterhouden; behelzen; bevatten; geen afstand doen van; houden; inhouden achterhouden; bedwingen; behouden; beperken; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; binnenhouden; in bedwang houden; indammen; inkapselen; inmaken; inpekelen; inperken; insluiten; inzouten; limiteren; met handen omvatten; omspannen; omvatten; opzijleggen; opzouten; reserveren; terughouden; toevoegen
deducir afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen afleiden; concluderen; deduceren; een gevolgtrekking maken; iets afleiden uit; opmaken uit
detenerse blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; halt houden; halthouden; ophouden; stil staan; stoppen; zich ophouden
estar inmóvil blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen stil staan; stilstaan; tot stilstand komen
guardar achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; dichtdoen; hamsteren; hoeden; in veiligheid brengen; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
implicar afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen impliceren
no seguir blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen
pararse blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen halt houden; halthouden; ophouden; remmen; stil staan; stilstaan; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; tot stilstand komen
quedarse en su lugar blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen
quedarse quieto blijven staan; inhouden; stilhouden; stilstaan; stoppen stil staan; stilstaan; tot stilstand komen
quedarse tranquilo beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
retener achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden afhouden; beletten; doordouwen; doorzetten; ervanaf houden; onthouden; opnemen; opslaan; wachten; weerhouden
significar betekenen; inhouden; neerkomen op beduiden; duiden op; wijzen op

Synonyms for "inhouden":


Antonyms for "inhouden":


Related Definitions for "inhouden":

  1. je beheersen, niets zeggen, terwijl je dat graag zou willen1
    • ik werd erg boos, maar ik hield me in!1
  2. het niet uitbetalen1
    • ik houd voor straf een tientje van je zakgeld in1
  3. iets betekenen1
    • wat houdt dat plan van hem precies in?1

Wiktionary Translations for inhouden:


Cross Translation:
FromToVia
inhouden contener contain — To hold inside
inhouden implicar imply — to have as a consequence
inhouden contener renfermerenfermer de nouveau.
inhouden sustraer; arrebatar; amputar; cercenar; truncar; restar; quitar; deducir; descontar; arrancar; atrincherar retrancher — Traductions à vérifier et à trier