Dutch
Detailed Translations for triomferen from Dutch to Spanish
triomferen:
-
triomferen (zegepralen)
Conjugations for triomferen:
o.t.t.
- triomfeer
- triomfeert
- triomfeert
- triomferen
- triomferen
- triomferen
o.v.t.
- triomfeerde
- triomfeerde
- triomfeerde
- triomfeerden
- triomfeerden
- triomfeerden
v.t.t.
- heb getriomfeerd
- hebt getriomfeerd
- heeft getriomfeerd
- hebben getriomfeerd
- hebben getriomfeerd
- hebben getriomfeerd
v.v.t.
- had getriomfeerd
- had getriomfeerd
- had getriomfeerd
- hadden getriomfeerd
- hadden getriomfeerd
- hadden getriomfeerd
o.t.t.t.
- zal triomferen
- zult triomferen
- zal triomferen
- zullen triomferen
- zullen triomferen
- zullen triomferen
o.v.t.t.
- zou triomferen
- zou triomferen
- zou triomferen
- zouden triomferen
- zouden triomferen
- zouden triomferen
en verder
- ben getriomfeerd
- bent getriomfeerd
- is getriomfeerd
- zijn getriomfeerd
- zijn getriomfeerd
- zijn getriomfeerd
diversen
- triomfeer!
- triomfeert!
- getriomfeerd
- triomferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for triomferen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
triunfar | triomferen; zegepralen | aftroeven; behalen; de overwinning behalen; overtroeven; overwinnen; te boven komen; verkrijgen; verslaan; winnen; zegevieren |
Wiktionary Translations for triomferen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• triomferen | → triunfar | ↔ triumph — to prevail over rivals |