Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bezichtigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bezichtigen from Dutch to Spanish

bezichtigen:

bezichtigen verb (bezichtig, bezichtigt, bezichtigde, bezichtigden, bezichtigd)

  1. bezichtigen (bekijken; aanschouwen; bezien)
  2. bezichtigen (bekijken; inspecteren)

Conjugations for bezichtigen:

o.t.t.
  1. bezichtig
  2. bezichtigt
  3. bezichtigt
  4. bezichtigen
  5. bezichtigen
  6. bezichtigen
o.v.t.
  1. bezichtigde
  2. bezichtigde
  3. bezichtigde
  4. bezichtigden
  5. bezichtigden
  6. bezichtigden
v.t.t.
  1. heb bezichtigd
  2. hebt bezichtigd
  3. heeft bezichtigd
  4. hebben bezichtigd
  5. hebben bezichtigd
  6. hebben bezichtigd
v.v.t.
  1. had bezichtigd
  2. had bezichtigd
  3. had bezichtigd
  4. hadden bezichtigd
  5. hadden bezichtigd
  6. hadden bezichtigd
o.t.t.t.
  1. zal bezichtigen
  2. zult bezichtigen
  3. zal bezichtigen
  4. zullen bezichtigen
  5. zullen bezichtigen
  6. zullen bezichtigen
o.v.t.t.
  1. zou bezichtigen
  2. zou bezichtigen
  3. zou bezichtigen
  4. zouden bezichtigen
  5. zouden bezichtigen
  6. zouden bezichtigen
diversen
  1. bezichtig!
  2. bezichtigt!
  3. bezichtigd
  4. bezichtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bezichtigen [znw.] nomen

  1. bezichtigen (bezichtiging)
    la inspección; la visita

Translation Matrix for bezichtigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
controlar controleren
inspección bezichtigen; bezichtiging controle; controledienst; inspectie; inzage; kennisneming; keuring; onderhoudsbeurt; visitatie
visita bezichtigen; bezichtiging aanloop; bezoek; doktersbezoek; gast; huisbezoek; logé; opwachting; overnachter; slaapgast; slaper; treffer; visitatie; visite; ziekenbezoek
VerbRelated TranslationsOther Translations
controlar bekijken; bezichtigen; inspecteren bedaren; bedwingen; beheersen; beproeven; beteugelen; bewaken; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; intomen; keuren; leerstof beheersen; matigen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; testen; toezicht houden; toezien
examinar bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
inspeccionar bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; bekijken; beproeven; blikken; blikken werpen; controleren; examineren; fouilleren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; overzien; schouwen; testen; toeschouwen; visiteren
ir a ver bekijken; bezichtigen; inspecteren aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; naslaan; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen
pasar revista a bekijken; bezichtigen; inspecteren beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen
repasar bekijken; bezichtigen; inspecteren beproeven; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; keuren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; onderzoeken; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen; testen
verificar bekijken; bezichtigen; inspecteren beproeven; checken; controleren; doorvorsen; keuren; nagaan; narekenen; natellen; natrekken; onderzoeken; testen; verifiëren
visitar aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; inspecteren aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Wiktionary Translations for bezichtigen:

bezichtigen
verb
  1. naar een object kijken