Dutch
Detailed Translations for ketsen from Dutch to Spanish
ketsen:
Conjugations for ketsen:
o.t.t.
- kets
- ketst
- ketst
- ketsen
- ketsen
- ketsen
o.v.t.
- ketste
- ketste
- ketste
- ketsten
- ketsten
- ketsten
v.t.t.
- heb geketst
- hebt geketst
- heeft geketst
- hebben geketst
- hebben geketst
- hebben geketst
v.v.t.
- had geketst
- had geketst
- had geketst
- hadden geketst
- hadden geketst
- hadden geketst
o.t.t.t.
- zal ketsen
- zult ketsen
- zal ketsen
- zullen ketsen
- zullen ketsen
- zullen ketsen
o.v.t.t.
- zou ketsen
- zou ketsen
- zou ketsen
- zouden ketsen
- zouden ketsen
- zouden ketsen
en verder
- is geketst
diversen
- kets!
- ketst!
- geketst
- ketsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ketsen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rebotar | afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fallar | ketsen | afgaan; een fout maken; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; stranden; te kort schieten; tegenvallen; ten onder gaan; ten val komen; vallen; vergaan; verkeerd lopen; zich vergissen |
rebotar | ketsen | afketsen; afspatten; afspringen; afstoten; afstuiten; afvliegen; afwijzen; butsen; eraf duwen; kaatsen; ricocheren; terugspringen; terugstuiten; weigeren |