Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. politicus:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for politicus from Dutch to Spanish

politicus:

politicus [de ~ (m)] nomen

  1. de politicus (bestuurder)
    el administrador; el político; el gerente; el director; el dirigente; el hombre de estado
  2. de politicus
    el político

Translation Matrix for politicus:

NounRelated TranslationsOther Translations
administrador bestuurder; politicus aanvoerder; administrateur; administrator; afdelingschef; afdelingshoofd; beheerder; bewindvoerder; boedelredder; boekhouder; chef; computerbeheerder; curator; gouverneur; hoofd; hoofdman; intendant; landvoogd; leider; referendaris; regent; rentmeester; rijksbestuurder; stadhouder; sysadmin; systeembeheerder
director bestuurder; politicus aanvoerder; aanvoerster; afdelingschef; afdelingshoofd; baas; chef; directeur; gouverneur; hoofd; hoofdman; hoofdredacteur; hopman; landvoogd; leider; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; patroon; regent; rijksbestuurder; stadhouder; superieur; topfiguur; voorvrouw
dirigente bestuurder; politicus bedrijfsleider; bewindvoerder; gezaghebber; gezagsdrager; hopman; manager; topfiguur
gerente bestuurder; politicus aanvoerder; afdelingschef; afdelingshoofd; baas; bedrijfsleider; bestuurder; boedelredder; chef; curator; directeur; gouverneur; hoofd; hoofdman; kopstuk; landvoogd; leider; manager; meerdere; meester; patroon; regent; rijksbestuurder; stadhouder; superieur; trustee; voorzitter; zetbaas
hombre de estado bestuurder; politicus staatsman
político bestuurder; politicus staatsman
ModifierRelated TranslationsOther Translations
político aangetrouwd; beleidsmatig; politiek; staatkundig

Wiktionary Translations for politicus:


Cross Translation:
FromToVia
politicus político; política politician — one engaged in politics
politicus político homme politiquehomme qui faire de la politique son métier.