Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- ontspannen:
-
Wiktionary:
- Ontspannen → achancharse, holgazanear
- ontspannen → relajado, relajar
Dutch
Detailed Translations for Ontspannen from Dutch to Spanish
ontspannen:
-
ontspannen (relaxen)
Conjugations for ontspannen:
o.t.t.
- ontspan
- ontspant
- ontspant
- ontspannen
- ontspannen
- ontspannen
o.v.t.
- ontspande
- ontspande
- ontspande
- ontspanden
- ontspanden
- ontspanden
v.t.t.
- ben ontspannen
- bent ontspannen
- is ontspannen
- zijn ontspannen
- zijn ontspannen
- zijn ontspannen
v.v.t.
- was ontspannen
- was ontspannen
- was ontspannen
- waren ontspannen
- waren ontspannen
- waren ontspannen
o.t.t.t.
- zal ontspannen
- zult ontspannen
- zal ontspannen
- zullen ontspannen
- zullen ontspannen
- zullen ontspannen
o.v.t.t.
- zou ontspannen
- zou ontspannen
- zou ontspannen
- zouden ontspannen
- zouden ontspannen
- zouden ontspannen
en verder
- heb mij ontspannen
- hebt jou ontspannen
- heeft zich ontspannen
- hebben ons ontspannen
- hebben jullie ontspannen
- hebben zich ontspannen
diversen
- ontspan!
- ontspant!
- ontspannen
- ontspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontspannen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
relajarse | ontspannen; relaxen | kalm worden; rustig worden |
- | relaxen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | kalm; rustig |
Synonyms for "ontspannen":
Antonyms for "ontspannen":
Related Definitions for "ontspannen":
Wiktionary Translations for ontspannen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontspannen | → relajado | ↔ loose — relaxed |
• ontspannen | → relajar | ↔ relax — to become less severe or tense |
Wiktionary Translations for Ontspannen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Ontspannen | → achancharse; holgazanear | ↔ faulenzen — nichts tun, es sich gutgehen lassen, faul sein |