Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. stikken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stik from Dutch to Spanish

stikken:

stikken verb (stik, stikt, stikte, stikten, gestikt)

  1. stikken (doorstikken; naaien)

Conjugations for stikken:

o.t.t.
  1. stik
  2. stikt
  3. stikt
  4. stikken
  5. stikken
  6. stikken
o.v.t.
  1. stikte
  2. stikte
  3. stikte
  4. stikten
  5. stikten
  6. stikten
v.t.t.
  1. ben gestikt
  2. bent gestikt
  3. is gestikt
  4. zijn gestikt
  5. zijn gestikt
  6. zijn gestikt
v.v.t.
  1. was gestikt
  2. was gestikt
  3. was gestikt
  4. waren gestikt
  5. waren gestikt
  6. waren gestikt
o.t.t.t.
  1. zal stikken
  2. zult stikken
  3. zal stikken
  4. zullen stikken
  5. zullen stikken
  6. zullen stikken
o.v.t.t.
  1. zou stikken
  2. zou stikken
  3. zou stikken
  4. zouden stikken
  5. zouden stikken
  6. zouden stikken
diversen
  1. stik!
  2. stikt!
  3. gestikt
  4. stikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
coser doorstikken; naaien; stikken beminnen; de liefde bedrijven; hechten; innaaien; liefkozen; minnekozen; minnen; opnaaien; opstikken; vastnaaien; vrijen
pespuntar doorstikken; naaien; stikken
pespuntear doorstikken; naaien; stikken

Wiktionary Translations for stikken:


Cross Translation:
FromToVia
stikken sofocar smother — to suffocate
stikken coser; pespuntear; coser a máquina coudreassembler deux ou plusieurs objets avec un fil passé dans une aiguille ou un autre instrument semblable.
stikken picar; pinchar; pespuntear; coser a máquina; punzar piquer — Traductions à trier suivant le sens


Wiktionary Translations for stik:


Cross Translation:
FromToVia
stik miércoles shoot — expressing disdain