Dutch
Detailed Translations for halthouden from Dutch to Spanish
halthouden:
Translation Matrix for halthouden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
detenerse | tot stilstand komen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
detenerse | halthouden; stoppen | afsluiten; beëindigen; blijven staan; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; halt houden; inhouden; ophouden; stil staan; stilhouden; stilstaan; stoppen; zich ophouden |
pararse | halthouden; stoppen | blijven staan; halt houden; inhouden; ophouden; remmen; stil staan; stilhouden; stilstaan; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; tot stilstand komen |
Wiktionary Translations for halthouden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• halthouden | → parar | ↔ stop — cease moving |
halt houden:
-
halt houden (stopzetten; ophouden; remmen; tegenhouden; tot staan brengen)
parar; detener; cesar; poner freno a; pararse-
parar verb
-
detener verb
-
cesar verb
-
poner freno a verb
-
pararse verb
-
-
halt houden (stoppen)
Conjugations for halt houden:
o.t.t.
- houd halt
- houdt halt
- houdt halt
- houden halt
- houden halt
- houden halt
o.v.t.
- hield halt
- hield halt
- hield halt
- hielden halt
- hielden halt
- hielden halt
v.t.t.
- heb halt gehouden
- hebt halt gehouden
- heeft halt gehouden
- hebben halt gehouden
- hebben halt gehouden
- hebben halt gehouden
v.v.t.
- had halt gehouden
- had halt gehouden
- had halt gehouden
- hadden halt gehouden
- hadden halt gehouden
- hadden halt gehouden
o.t.t.t.
- zal halt houden
- zult halt houden
- zal halt houden
- zullen halt houden
- zullen halt houden
- zullen halt houden
o.v.t.t.
- zou halt houden
- zou halt houden
- zou halt houden
- zouden halt houden
- zouden halt houden
- zouden halt houden
diversen
- houd halt!
- houdt halt!
- halt gehouden
- halt houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze