Summary
Dutch
Detailed Translations for rem from Dutch to Spanish
rem:
Translation Matrix for rem:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bloque | rem | blok; carré; complex; huizenblok; speelgoedblok |
freno | rem | remming; vang |
Related Words for "rem":
Related Definitions for "rem":
Wiktionary Translations for rem:
rem
Cross Translation:
noun
-
een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
- rem → freno
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rem | → freno | ↔ brake — device used to slow or stop a vehicle |
• rem | → freno | ↔ Bremse — Technik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten |
remmen:
-
remmen (afremmen; stoppen)
-
remmen (stopzetten; ophouden; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen)
parar; detener; cesar; poner freno a; pararse-
parar verb
-
detener verb
-
cesar verb
-
poner freno a verb
-
pararse verb
-
-
remmen (afremmen)
Conjugations for remmen:
o.t.t.
- rem
- remt
- remt
- remmen
- remmen
- remmen
o.v.t.
- remde
- remde
- remde
- remden
- remden
- remden
v.t.t.
- heb geremd
- hebt geremd
- heeft geremd
- hebben geremd
- hebben geremd
- hebben geremd
v.v.t.
- had geremd
- had geremd
- had geremd
- hadden geremd
- hadden geremd
- hadden geremd
o.t.t.t.
- zal remmen
- zult remmen
- zal remmen
- zullen remmen
- zullen remmen
- zullen remmen
o.v.t.t.
- zou remmen
- zou remmen
- zou remmen
- zouden remmen
- zouden remmen
- zouden remmen
en verder
- ben geremd
- bent geremd
- is geremd
- zijn geremd
- zijn geremd
- zijn geremd
diversen
- rem!
- remt!
- geremd
- remmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze