Summary
Dutch
Detailed Translations for beschijnen from Dutch to Spanish
beschijnen:
-
beschijnen (verlichten)
Conjugations for beschijnen:
o.t.t.
- beschijn
- beschijnt
- beschijnt
- beschijnen
- beschijnen
- beschijnen
o.v.t.
- bescheen
- bescheen
- bescheen
- beschenen
- beschenen
- beschenen
v.t.t.
- heb beschenen
- hebt beschenen
- heeft beschenen
- hebben beschenen
- hebben beschenen
- hebben beschenen
v.v.t.
- had beschenen
- had beschenen
- had beschenen
- hadden beschenen
- hadden beschenen
- hadden beschenen
o.t.t.t.
- zal beschijnen
- zult beschijnen
- zal beschijnen
- zullen beschijnen
- zullen beschijnen
- zullen beschijnen
o.v.t.t.
- zou beschijnen
- zou beschijnen
- zou beschijnen
- zouden beschijnen
- zouden beschijnen
- zouden beschijnen
diversen
- beschijn!
- beschijnt!
- beschenen
- beschijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beschijnen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
alumbrar | aanboren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aclarar | beschijnen; verlichten | accentueren; begrijpelijk maken; belichten; hozen; leeghozen; met licht beschijnen; nader verklaren; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uitdunnen; uiteenzetten; uitleggen; uitscheppen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wegkappen |
alumbrar | beschijnen; verlichten | aanboren; belichten; bijlichten; boren; licht laten vallen op; met licht beschijnen |
elucidar | beschijnen; verlichten | belichten; met licht beschijnen; ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken |
iluminar | beschijnen; verlichten | belichten; blozen; gloeien; illumineren; kleuren; licht laten vallen op; licht schijnen op; loshalen; met licht beschijnen; rood worden; uithalen |
Wiktionary Translations for beschijnen:
beschijnen
verb
-
het laten vallen van lichtstralen op iets
- beschijnen → alumbrar