Dutch
Detailed Translations for nuk from Dutch to Spanish
nuk:
Translation Matrix for nuk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
capricho | bui; gril; kuur; luim; nuk | eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid; frats; grilligheid; impuls; luim; luimigheid; opwelling; prikkel; wispelturigheid |
humor | bui; gril; kuur; luim; nuk | bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; geestigheid; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gesteldheid; gevoel; humeur; humor; indruk; instelling; instinct; intuïtie; positie; psychische toestand; staat; stemming; toestand |
mal humor | bui; gril; kuur; luim; nuk | geestesgesteldheid; knorrigheid; kregelheid; psychische toestand |
manía | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanwensel; manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage; rarigheid; tic |