Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. stollen:
  2. stol:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stollen from Dutch to Spanish

stollen:

stollen verb (stol, stolt, stolde, stolden, gestold)

  1. stollen (geconcentreerder worden; dikker worden)

Conjugations for stollen:

o.t.t.
  1. stol
  2. stolt
  3. stolt
  4. stollen
  5. stollen
  6. stollen
o.v.t.
  1. stolde
  2. stolde
  3. stolde
  4. stolden
  5. stolden
  6. stolden
v.t.t.
  1. ben gestold
  2. bent gestold
  3. is gestold
  4. zijn gestold
  5. zijn gestold
  6. zijn gestold
v.v.t.
  1. was gestold
  2. was gestold
  3. was gestold
  4. waren gestold
  5. waren gestold
  6. waren gestold
o.t.t.t.
  1. zal stollen
  2. zult stollen
  3. zal stollen
  4. zullen stollen
  5. zullen stollen
  6. zullen stollen
o.v.t.t.
  1. zou stollen
  2. zou stollen
  3. zou stollen
  4. zouden stollen
  5. zouden stollen
  6. zouden stollen
diversen
  1. stol!
  2. stolt!
  3. gestold
  4. stollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stollen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
concentrar dikker worden; geconcentreerder worden; stollen
condensar dikker worden; geconcentreerder worden; stollen condenseren; dikker worden; door koken dikker worden; indikken; tot damp worden; verdampen; verdikken; vervliegen

Related Words for "stollen":


Wiktionary Translations for stollen:

stollen
verb
  1. overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand

Cross Translation:
FromToVia
stollen coagularse clot — to form into a clot
stollen coagularse coagulate — become congealed
stollen coagular coagulate — cause to congeal

stollen form of stol:

stol [de ~ (m)] nomen

  1. de stol

Translation Matrix for stol:

NounRelated TranslationsOther Translations
roscón de Reyes stol

Related Words for "stol":


Related Translations for stollen