Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- broosheid:
- broos:
-
Wiktionary:
- broosheid → fragilidad
- broos → frágil, quebradizo
- broos → frágil
Dutch
Detailed Translations for broosheid from Dutch to Spanish
broosheid:
-
de broosheid (zwakheid; teerheid)
-
de broosheid (breekbaarheid)
la fragilidad
Translation Matrix for broosheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
debilidad | broosheid; teerheid; zwakheid | gebrek; geen kracht hebben; gevoeligheid; impotentie; krachteloosheid; kwetsbaarheid; laksheid; machteloosheid; manco; onmacht; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; teerheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte |
fragilidad | breekbaarheid; broosheid; teerheid; zwakheid | krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte |
Related Words for "broosheid":
Wiktionary Translations for broosheid:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• broosheid | → fragilidad | ↔ fragility — condition or quality of being fragile |
broosheid form of broos:
-
broos (kwetsbaar; zwak; breekbaar; fragiel; teer)
frágil; fácilmente desmenuzable; débil; flojo; sensible; vulnerable; ruinoso; quebradizo; crujiente-
frágil adj
-
débil adj
-
flojo adj
-
sensible adj
-
vulnerable adj
-
ruinoso adj
-
quebradizo adj
-
crujiente adj
-
-
broos (teer; delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; tenger; fijngevoelig; fijn; fragiel; iel; zwak; breekbaar)