Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. cyclus:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for cyclus from Dutch to Spanish

cyclus:

cyclus [de ~ (m)] nomen

  1. de cyclus (kringloop)
    el ciclo; el circuito; el movimiento circular
  2. de cyclus (tijdkring)
    el ciclo
  3. de cyclus (reeks; serie)
    el ciclo; la serie
  4. de cyclus (reeks; serie)
    la serie; la secuencia; la sucesión

Translation Matrix for cyclus:

NounRelated TranslationsOther Translations
ciclo cyclus; kringloop; reeks; serie; tijdkring aaneenschakeling; keten; ketting; omgang; ronde doen; sequens; sequentie; snoer
circuito cyclus; kringloop baan; circuit; omgang; parcours; ronde doen
movimiento circular cyclus; kringloop
secuencia cyclus; reeks; serie aaneenschakeling; filmsequentie; gegevensstroom; keten; ketting; reeks; sequens; sequentie; snoer; stream; vervolgdeel
serie cyclus; reeks; serie aaneenschakeling; gamma; gelid; keten; ketting; opeenvolging; reeks; rij; rij manschappen; scala; sequens; sequentie; serie; sleep; snoer; spectrum
sucesión cyclus; reeks; serie aaneenschakeling; erfopvolging; erfstuk; keten; ketting; opeenvolging; opvolging; reeks; rij; serie; snoer; successie

Related Words for "cyclus":

  • cyclussen

Wiktionary Translations for cyclus:

cyclus
noun
  1. een terugkerende, regelmatige reeks

Cross Translation:
FromToVia
cyclus ciclo cycle — complete rotation
cyclus ciclo cycle — process