Dutch

Detailed Translations for klaarspelen from Dutch to Spanish

klaarspelen:

klaarspelen verb (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)

  1. klaarspelen (voor elkaar krijgen; fiksen; flikken)
  2. klaarspelen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; bedingen; fixen; lappen)
  3. klaarspelen (voor elkaar krijgen; fiksen)

Conjugations for klaarspelen:

o.t.t.
  1. speel klaar
  2. speelt klaar
  3. speelt klaar
  4. spelen klaar
  5. spelen klaar
  6. spelen klaar
o.v.t.
  1. speelde klaar
  2. speelde klaar
  3. speelde klaar
  4. speelden klaar
  5. speelden klaar
  6. speelden klaar
v.t.t.
  1. heb klaargespeeld
  2. hebt klaargespeeld
  3. heeft klaargespeeld
  4. hebben klaargespeeld
  5. hebben klaargespeeld
  6. hebben klaargespeeld
v.v.t.
  1. had klaargespeeld
  2. had klaargespeeld
  3. had klaargespeeld
  4. hadden klaargespeeld
  5. hadden klaargespeeld
  6. hadden klaargespeeld
o.t.t.t.
  1. zal klaarspelen
  2. zult klaarspelen
  3. zal klaarspelen
  4. zullen klaarspelen
  5. zullen klaarspelen
  6. zullen klaarspelen
o.v.t.t.
  1. zou klaarspelen
  2. zou klaarspelen
  3. zou klaarspelen
  4. zouden klaarspelen
  5. zouden klaarspelen
  6. zouden klaarspelen
en verder
  1. ben klaargespeeld
  2. bent klaargespeeld
  3. is klaargespeeld
  4. zijn klaargespeeld
  5. zijn klaargespeeld
  6. zijn klaargespeeld
diversen
  1. speel klaar!
  2. speelt klaar!
  3. klaargespeeld
  4. klaarspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klaarspelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
conseguir behalen; meekrijgen; op de hand krijgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
apañárselas fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
arreglarse fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen regelen; schikken
arreglárselas fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen conveniëren; deugen; geschikt zijn; naar buiten hangen; passen; passend zijn; rondkomen; uithangen; uitkomen; zich kunnen bedruipen
conseguir fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen bemachtigen; eigen maken; iets bemachtigen; kennis opdoen; kopen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven
efectuar bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afmaken; afsluiten; beëindigen; doden; doen; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; handelen; liquideren; ombrengen; ophouden; stoppen; uitrichten; uitvoeren; van kant maken; vermoorden; verrichten; voltrekken
ejecutar bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; om het leven brengen; ombrengen; ter dood brengen; terechtstellen; uitvoeren; vermoorden; voltrekken; volvoeren
hacérselas fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
ingeniárselas fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
lograr fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen bereiken; doordringen; ertoe komen; penetreren in
manejárselas fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
realizar bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afmaken; afsluiten; bewerkstelligen; beëindigen; doden; doen; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; een prestatie leveren; eindigen; handelen; liquideren; ombrengen; ophouden; presteren; realiseren; stoppen; tot stand brengen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; van kant maken; vermoorden; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; waarmaken

Wiktionary Translations for klaarspelen:

klaarspelen
verb
  1. iets moeilijks in orde of ten einde brengen

Cross Translation:
FromToVia
klaarspelen llegar; conseguir; ocurrir; tener éxito; acertar; lograr; acontecer arriverparvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
klaarspelen llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
klaarspelen acertar; lograr réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.