Dutch
Detailed Translations for verscheiden from Dutch to Spanish
verscheiden:
-
verscheiden (ettelijk)
-
het verscheiden (overlijden; dood)
-
verscheiden (overlijden; sterven; doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen)
morir; morirse; dormirse; fallecer; abandonar; adormecerse; adormilarse; dormitarse-
morir verb
-
morirse verb
-
dormirse verb
-
fallecer verb
-
abandonar verb
-
adormecerse verb
-
adormilarse verb
-
dormitarse verb
-
Conjugations for verscheiden:
o.t.t.
- verscheid
- verscheidt
- verscheidt
- verscheiden
- verscheiden
- verscheiden
o.v.t.
- verscheidde
- verscheidde
- verscheidde
- verscheidden
- verscheidden
- verscheidden
v.t.t.
- ben verscheiden
- bent verscheiden
- is verscheiden
- zijn verscheiden
- zijn verscheiden
- zijn verscheiden
v.v.t.
- was verscheiden
- was verscheiden
- was verscheiden
- waren verscheiden
- waren verscheiden
- waren verscheiden
o.t.t.t.
- zal verscheiden
- zult verscheiden
- zal verscheiden
- zullen verscheiden
- zullen verscheiden
- zullen verscheiden
o.v.t.t.
- zou verscheiden
- zou verscheiden
- zou verscheiden
- zouden verscheiden
- zouden verscheiden
- zouden verscheiden
diversen
- verscheid!
- verscheidt!
- verscheiden
- verscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verscheiden:
Related Words for "verscheiden":
Wiktionary Translations for verscheiden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verscheiden | → varios | ↔ various — an eclectic range of |
• verscheiden | → fallecer | ↔ décéder — admin|fr mourir, parler des personnes. |
• verscheiden | → muerte | ↔ mort — arrêt de la vie |
• verscheiden | → morir | ↔ mourir — Cesser de vivre. |