Dutch

Detailed Translations for aangebracht from Dutch to Spanish

aangebracht:

aangebracht adj

  1. aangebracht (geïnstalleerd)

Translation Matrix for aangebracht:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
indicado aangebracht; geïnstalleerd

Related Words for "aangebracht":

  • aangebrachte

aanbrengen:

aanbrengen verb (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)

  1. aanbrengen (monteren en aansluiten; installeren; aanleggen; plaatsen)
  2. aanbrengen (verraden; uitbrengen; verklikken; )

Conjugations for aanbrengen:

o.t.t.
  1. breng aan
  2. brengt aan
  3. brengt aan
  4. brengen aan
  5. brengen aan
  6. brengen aan
o.v.t.
  1. bracht aan
  2. bracht aan
  3. bracht aan
  4. brachten aan
  5. brachten aan
  6. brachten aan
v.t.t.
  1. heb aangebracht
  2. hebt aangebracht
  3. heeft aangebracht
  4. hebben aangebracht
  5. hebben aangebracht
  6. hebben aangebracht
v.v.t.
  1. had aangebracht
  2. had aangebracht
  3. had aangebracht
  4. hadden aangebracht
  5. hadden aangebracht
  6. hadden aangebracht
o.t.t.t.
  1. zal aanbrengen
  2. zult aanbrengen
  3. zal aanbrengen
  4. zullen aanbrengen
  5. zullen aanbrengen
  6. zullen aanbrengen
o.v.t.t.
  1. zou aanbrengen
  2. zou aanbrengen
  3. zou aanbrengen
  4. zouden aanbrengen
  5. zouden aanbrengen
  6. zouden aanbrengen
diversen
  1. breng aan!
  2. brengt aan!
  3. aangebracht
  4. aanbrengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanbrengen [znw.] nomen

  1. aanbrengen (klikken; overbrengen)
    la delación; la denuncia

Translation Matrix for aanbrengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
delación aanbrengen; klikken; overbrengen verklikkerij
denuncia aanbrengen; klikken; overbrengen aangeven; aangifte; aanklacht; beschuldiging; declaratie; melding; tenlastelegging; verklaring
VerbRelated TranslationsOther Translations
construir aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen aanbouwen; arrangeren; bebouwen; bijbouwen; bouwen; construeren; expanderen; iets op touw zetten; in elkaar timmeren; ineentimmeren; inrichten; installeren; metselen; opbouwen; openen; regelen; timmerend in elkaar zetten; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
delatar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; doorslaan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; ontpoppen; overbrieven; praten; snateren; spreken; uit de school klappen; uitflappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen; zwammen
revelar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden afkondigen; afwisselen; bekendmaken; bloot leggen; exposeren; herzien; ontpoppen; ontsluieren; ontwikkelen; proclameren; reveleren; tentoonstellen; tonen; tot ontwikkeling brengen; veranderen; vertonen; verwisselen; wijzigen
traicionar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorslaan; klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden

Wiktionary Translations for aanbrengen:

aanbrengen
verb
  1. brengen naar
  2. toevoegen, invoegen
  3. verklikken
  4. werven

Cross Translation:
FromToVia
aanbrengen solicitud application — the act of applying
aanbrengen aplicar brush — to apply
aanbrengen rotular; etiquetar label — put a ticket or sign on
aanbrengen acusar; delatar; denunciar; acriminar; inculpar accuserdéférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.
aanbrengen ajustar; acomodar; adaptar ajusteraccommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre.
aanbrengen aportar; llevar; traer amenermener d’un lieu à un autre.
aanbrengen aplicar appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
aanbrengen traer; llevar; aportar apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
aanbrengen alistar; reclutar; contratar; empeñar enrôlerinscrire sur les rôles de l’armée de terre ou de mer.
aanbrengen ganar; cobrar gagner — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen imponer imposer — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen entregar; suministrar; abandonar; delatar; denunciar; chivar livrer — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen poner; meter; colocar mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
aanbrengen relatar rapporterapporter une chose, la remettre au lieu où elle était.
aanbrengen reclutar recruter — militaire|fr lever des hommes pour le service militaire.
aanbrengen revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.