Noun | Related Translations | Other Translations |
amabilidad
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
beminnelijkheid; goedaardigheid; gunstige gezindheid; hartelijkheid; toeschietelijkheid; vriendschappelijkheid; welwillendheid
|
benignidad
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
goedaardigheid; zachtaardigheid
|
bondad
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; goedheid; goedigheid; goedmoedigheid; mildheid; welwillendheid
|
brochazo
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
|
broma
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; lolletje; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid
|
dwaasheid; dwaze vertoning; farce; gein; gekheid; gekkigheid; gekte; grappenmakerij; idioterie; jolijt; keet; klucht; koddig verhaal; leukheid; leut; lol; malheid; paalworm; plezier; pret; zotheid
|
cachondo
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
|
chiste
|
aardigheid; gein; grap; uiting van vrolijkheid
|
bak; canard; gimmick; grap; grappenmakerij; grol; kwinkslag; mop; scherts
|
comarca
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
district; gebied; gewest; gordel; gouw; hoek; kanton; landstreek; oord; plaats; provincie; rayon; rayon van een bedrijf; regio; ressort; streek; terrein; territorium; zone
|
cordialidad
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
eerlijkheid; gastvrijheid; gemoedelijkheid; gezelligheid; gunstige gezindheid; hartelijkheid; jovialiteit; knusheid; openhartigheid; openheid; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; vriendschappelijkheid; welwillendheid
|
cortesía
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; correctheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; fatsoensnormen; gevoeglijkheid; hoofsheid; urbaniteit; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
donaciones
|
aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje
|
donaties; giften
|
donación
|
aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje
|
dienst; donatie; gift; gunst; schenking
|
donativos
|
aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje
|
donaties; giften
|
galantería
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
|
gracia
|
aardigheid; cadeautje
|
aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; begenadiging; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; elegantie; fascinatie; gein; genade; goedertierenheid; gratie; innemendheid; jolijt; keet; kwijtschelding; leut; lol; pardon; plezier; pret; weldaad
|
gusto
|
aardigheid; cadeautje; genoegen; plezier
|
blijdschap; blijheid; blijmoedigheid; content; drift; gein; genoegen; genot; hupsheid; jolijt; jool; keet; keurigheid; keuze; leukheid; leut; liefhebberij; lol; lust; lustigheid; netheid; onberispelijkheid; opgewektheid; ordelijkheid; plezier; pret; schik; seksuele begeerte; smaak; smaakwaarneming; tevredenheid; tijdverdrijf; uitgelatenheid; voorkeur; voorliefde; vreugde; vrolijkheid; welgevallen; wellust
|
jovialidad
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; blijheid; blijmoedigheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; hartelijkheid; jolijt; jool; jovialiteit; keet; keurigheid; lol; netheid; onberispelijkheid; openhartigheid; openheid; opgeruimdheid; opgewektheid; oprechtheid; ordelijkheid; plezier; pretmakerij; properheid; rondborstigheid; rondheid; smetteloosheid; vrolijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
locura
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
absurditeit; dwaasheid; geestesstoring; geestesziekte; gein; gekke streek; gekkenwerk; idioterie; jolijt; keet; leut; lol; malheid; ongerijmdheid; onverstand; onzinnigheid; plezier; poets; pret; rare streek; streek; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; waanzinnigheid
|
mansedumbre
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
goedaardigheid; makheid; tamheid; zachtaardigheid
|
paraje
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
hoek; oord; streek
|
pincelada
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
aardigheidje; kwaststreek; penseelstreek; presentje
|
placer
|
aardigheid; genoegen; plezier
|
blijheid; blijmoedigheid; content; gein; geneugte; genieten; genoegen; genot; jolijt; jool; keet; leukheid; leut; lol; lust; opgewektheid; plezier; pret; schik; tevredenheid; vrolijkheid; welgevallen
|
rasgo
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
aardigheidje; eigenschap; gelaatstrek; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; karaktertrekje; kenmerk; presentje; tendentie; trekje; typering; vleug
|
regalo
|
aardigheid; cadeau; cadeautje; geschenk; kado; present; presentje
|
traktatie
|
satisfacción
|
aardigheid; genoegen; plezier
|
boetedoening; boetstraf; content; genoegdoening; genoegen; genoegzaamheid; genot; ingenomenheid; jool; leut; lust; plezier; pret; tevredenheid; tevredenstelling; vergenoegdheid; voldaanheid; welbehagen
|
simpatía
|
aardigheid; vriendelijkheid
|
genegenheid; goedaardigheid; hartelijkheid; inclinatie; ingenomenheid; innemendheid; sympathie; toegenegenheid; vriendschappelijkheid
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
cachondo
|
|
bronstig; geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; krols; lachwekkend; leuk; lollig; loops; soppig; uiig
|