Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. acteurs:
  2. acteur:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for acteurs from Dutch to Spanish

acteurs:

acteurs [de ~] nomen, plural

  1. de acteurs (toneelspelers; spelers)
    el actores

Translation Matrix for acteurs:

NounRelated TranslationsOther Translations
actores acteurs; spelers; toneelspelers

Related Words for "acteurs":


acteur:

acteur [de ~ (m)] nomen

  1. de acteur (uitvoerder; speler; actrice; )
    el actor; el artista; el artista de variedades; el animador

Translation Matrix for acteur:

NounRelated TranslationsOther Translations
actor acteur; actrice; artiest; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner aansteller; actor; iemand die zich aanstelt; komediant; komediespeler
animador acteur; actrice; artiest; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner
artista acteur; actrice; artiest; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner artiest; artieste; circusartiest; goochelaar; goochelaarster; iemand die goochelt; illusionist; kunstenaar; kunstenares; kunstenmaakster; kunstenmaker; liedjeszanger; magiër
artista de variedades acteur; actrice; artiest; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner variétéartiest; variëtékunstenaar
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
artista artiest
ModifierRelated TranslationsOther Translations
animador opmonterend

Related Words for "acteur":


Wiktionary Translations for acteur:

acteur
noun
  1. persoon

Cross Translation:
FromToVia
acteur actriz; actor actor — person who performs in a theatrical play or film