Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afzender:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afzender from Dutch to Spanish

afzender:

afzender [de ~ (m)] nomen

  1. de afzender (zender; verzender)
    el remitente
  2. de afzender (verzender; zender; zendster)
    el remitente; el expedidor; el fletador

Translation Matrix for afzender:

NounRelated TranslationsOther Translations
expedidor afzender; verzender; zender; zendster expediteur; transporteur; transportondernemer; verscheper; vervoerder; voerman; vrachtondernemer; vrachtrijder; vrachtvervoerder; vrachtwagenchauffeur
fletador afzender; verzender; zender; zendster verscheper
remitente afzender; verzender; zender; zendster afzendster; inzendster; verzendster
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
remitente afzender

Wiktionary Translations for afzender:

afzender
noun
  1. iemand die iets naar een adres verzendt

Cross Translation:
FromToVia
afzender remitente envoyeur — Celui, celle qui envoyer.
afzender expedidor; remitente expéditeur — Celui, celle qui envoyer un objet, un message, par la poste, par messagerie, par camion, par chemin de fer, par bateau, par avion ou par tout autre moyen.